Er zijn veel mensen die heel goed kunnen beschrijven wat er aan de hand is. ‘Dit is waarom het fout gegaan is’, ‘Dit is waarom het fout zal gaan’, ‘Dit is waarom het niet gaat lukken’ etc. Er zijn weinig mensen die ‘gewoon’ doen wat gedaan moet worden. De basishouding die je echt kan helpen is : “Ik regel het voor je!”
Dit is een van de boodschappen die Barak Obama in dit interview mee wil geven. Het deed me direct terugdenken aan een interview dat Arthur jaren geleden mocht opnemen. Het interview was met iemand die als hulpverlener bij de crash van het vliegtuig van Turkish Airlines betrokken was in 2009. Arthur stelde hem de vraag hoe hij nou wist wat hij moest doen toen hij aankwam op de plek van het ongeluk. Hij dacht even kort na en gaf toen dit antwoord:
“Je kijkt om je heen en gaat dat doen wat nog niet gedaan wordt”.
Dat antwoord is me altijd bijgebleven. Het vraagt om zelfkennis: wat heb ik aan kennis en vaardigheden die ik nu zou kunnen toepassen. Maar ook om daadkracht en (zelf)vertrouwen. En dat zijn volgens mij precies de dingen die nodig zijn om te voldoen aan het beeld dat Barak Obama schetst. Overigens heeft hij ook nog een tweede advies in de video dus kijk vooral tot het einde.
De storm rondom gebruik van AI in het onderwijs lijkt inmiddels wat te gaan liggen. Waar begin dit jaar vooral de nadelen gezien werden ontstaat nu een genuanceerder beeld. Zou AI ook meer kunnen zijn dan een hulpmiddel voor leerlingen om fraude te plegen? Als het aan de VN ligt niet, zij willen AI verbieden voor het basisonderwijs. Vanaf 13 jaar zou je op school in aanraking mogen komen met AI. Maar wat als we AI zouden inzetten als oplossing voor het lerarentekort?
Wat als we bijvoorbeeld een veilige leeromgeving zouden kunnen creëren waar AI onderdeel van is. Je krijgt een opdracht en gaat daar mee aan de slag. Op de achtergrond kijkt AI mee en als je hulp nodig hebt kun je die vragen. Omdat AI weet wat de opdracht is en wat je al gedaan hebt kan hij je een stapje verder helpen. Niet door direct de oplossing aan te dragen maar door gerichte vragen te stellen zodat je zelf de oplossing kan vinden. Iedere leerling heeft zo AI als onderwijsasstistent.
Diezelfde omgeving zou ook kunnen helpen met het opstellen van het lesprogramma zodat de leerkracht meer tijd heeft voor persoonlijke begeleiding. Klinkt misschien als toekomstmuziek, maar ik heb het niet verzonnen, het is er al: Khanmigo.
Kijk vooral de video om een compleet beeld te krijgen wat er nu al mogelijk is en welke richting het ook op zou kunnen gaan. Wat mij trof is het besef dat we met AI extra mogelijkheden hebben om leerlingen te begeleiden, uit te dagen en te motiveren. Er zitten ongetwijfeld ook nadelen aan, maar AI afschermen, beperken en zelfs verbieden zonder eerst de mogelijkheden te onderzoeken is niet de oplossing.
Sofía van vier gaat sinds kort naar school. Ze krijgt hier tweetalig onderwijs. Op mijn vraag wat ze vandaag geleerd heeft zijn haar twee standaard antwoorden: “Ik weet het niet meer” of “Helemaal niks”. Maar soms merk ik dat er toch iets bijzonders gebeurt, zoals ze afgelopen weekend bijvoorbeeld spontaan alle dagen van de week in het Engels begint te zingen. Wij wisten niet wat wij hoorden. Het gaat zo natuurlijk en zo vloeiend, dat ik weer besef dat de ‘learning curve’ het hoogste is als je jong bent. En dan is het best wonderlijk dat je in Nederland in veel gevallen pas les krijgt in bijvoorbeeld andere talen, als die natuurlijke vaardigheid van leren gehalveerd is.
Taal en klankschema’s zou je zo jong mogelijk aan moeten leren, omdat je die op latere leeftijd nauwelijks of zelfs niet meer kunt ontwikkelen. Hetzelfde geldt voor specifieke vermogens, zoals ontdekken, leren, samenwerken, innoveren en leiden. Op jonge leeftijd is het brein het flexibelst en het beste ingericht op leren, dus waarom leggen we in het onderwijs niet meer nadruk op de stijlste leercurve? Daarbij hebben we het niet over het stampen van kennis, hoewel de ‘tafels van vermenigvuldiging’ bijzonder handig zijn als parate kennis. Maar we denken dat het vooral gaat om al op jonge leeftijd bepaalde vaardigheden aan te leren, zoals het ontdekkend vermogen, het lerend vermogen, het samenwerkend vermogen, het leidend vermogen en het innoverend vermogen.
Basiskennis is zeker nodig en nuttig, maar wie bovenstaande vermogens als kind goed heeft ontwikkeld, leert die feitelijke kennis ook op latere leeftijd sneller. Kennis vanuit overzicht en samenhang is ook veel beter te plaatsen. Iets dat pas later ontwikkelt. Het gaat steeds om de balans. Nu ligt de nadruk vaak op ‘content’, terwijl wij vinden dat er ook aandacht voor de ‘context’ moet zijn. Vermogens dus, meer richten op het stellen van de juiste vragen die voortkomen uit passie en nieuwsgierigheid dan het routinematig leren beantwoorden van standaard vragen gericht op een standaard curriculum en navenant dus standaard diploma.
Met ‘standaard kennis’ laat je zien dat je iets weet op het moment dat je een diploma wilt halen, maar met een vermogen kun je iets in elk moment, je hele leven lang.
Ik herinner mij van vroeger dat als mijn moeder mij vroeg naar of ik het leuk heb gehad ook niet verder kwam dan ‘Ja’ of ‘nee’ zonder verdere verklaring. Als kind had ik geen zin om dat wat in vorige momenten aan plezier zat nog eens uit de herinnering te herhalen. Het is een soort tweedehands theoretisch plezier overbrengen. Moet je eens proberen ;-).
Binnenkort geven wij een sessie op een hogeschool in Leeuwarden, waar de opleiding Communicatie, Media en Design een mooi voorbeeld is van diplomavrij leren. Ze kennen daar geen curriculum, maar met 950 studenten hebben ze 950 curricula. Elke student wordt uitgenodigd om na te denken over wat ze willen leren. Voor veel studenten is dat nog een lastige vraag (“Dat bepalen jullie toch voor mij?”) maar in speciale persoonlijke ontwikkelsessies gaan studenten en docenten uitgebreid aan de slag met wat je wilt en hoe je dat wilt leren. De opleiding kent geen tentamens en geen cijfers, alleen kwartaalbesprekingen om te kijken hoe ver je bent en wat je verder nodig hebt. Ook klassen bestaan niet, alleen communities die bestaan uit een mix van studenten, docenten en mensen uit het bedrijfsleven. In een gecontroleerde omgeving wordt zoveel mogelijk de praktijk nagebootst.
Zoon Donath gaf aan dit wel een toffe opleiding te vinden, al duurt het nog even voor hij naar een hogeschool of universiteit mag. De vraag “wat wil je leren?” Dacht hij zo te kunnen beantwoorden, omdat op zijn school, het Vathorst College in Amersfoort, deze vraag het uitgangspunt is bij de opleidingen. Ze hebben geen klassen, maar gezamenlijke leerhuizen. Voor specifieke uitleg momenten is er een instructielokaal waar de docent met leerlingen zich terug kan trekken, met een maximum van 20 minuten. De leerlingen bepalen zelf hun opdrachten aan de hand van thema’s, met kunst en cultuur als uitgangspunt. Wat ze willen, wat hun talent is en hoe ze dat willen ontwikkelen wordt zo lerendewijs ontdekt.
Natuurlijk moet de school aan eindkwalificaties voldoen en aan de eisen van de inspectie. Daarom is het curriculum zo opgezet dat leerlingen de eerste drie jaar hun eigen opleiding maken, waarin ze zelfkennis opdoen en op een natuurlijke manier nieuwe vaardigheden leren. De laatste twee of drie jaar toetsen de leerlingen wat ze geleerd hebben op de manier van het “oude systeem”, zodat ze in hun laatste jaar het examen kunnen doen. In onze ogen is dit een goed voorbeeld van minimale structuur voor maximale flexibiliteit.
Sofía, die in de vorige blog voor het eerst kennis maakte met minimale structuur, heeft voor haar vervolgopleidingen gelukkig steeds meer keuze voor maximale flexibiliteit.
Het is zover. De dag is aangebroken. Sofía mocht vandaag eindelijk naar school. Ze was er al een tijdje druk mee in haar hoofd nadat ze bij een eerste kennismaking, twee dagen daarvoor, had gezien dat er zowaar een heuse zandbak in de klas stond en ze de kleurpotloden, verfspullen en klei al in haar ooghoeken had zien staan. Ze kon er toen niet mee aan de slag vanwege de korte tijd die we hadden, maar op de ochtend van haar eerste wendag op school had ze het tijdens het ontbijt al helemaal bedacht:
‘Als ik straks op school ben ga ik eerst met de zandbak spelen en daarna kleuren en verven.’
Sofía zit op een Daltonschool waarin keuzevrijheid van activiteiten sterk wordt gestimuleerd en bovendien tweetalig wordt onderwezen. En na een allervriendelijkst ‘Goodmorning’ van de beide juffen mocht ze een stoel uitkiezen met roze stippen. Ook wij waren redelijk opgewonden over de gehele situatie en benieuwd hoe ons kleine meisje met deze nieuwe omgeving zou omgaan.
Teleurgesteld dat ze haar schoenen niet mocht uitdoen omdat de vloer nog koud en zanderig was en het bovendien niet gebruikelijk leek vroeg ze, na nog geen minuut op het houten stoeltje te hebben gezeten:
‘Wanneer mag ik nou gaan spelen?’
Sofía zal een hoop nieuwe dingen en gewoontes leren. Ook dat ze niet meer alles zomaar kan doen als zij dat wil, maar dat zal moeten gaan afstemmen met het sociale systeem dat klas en school heet. En dat er overal op een bepaald moment tijd voor is en zal zijn en dat ze soms of vaker dus geduld zal moeten opbrengen.
Wij gaven Sofía een kus en een knuffel en met een voor omstanders nauwelijks waar te nemen pijn in het hart liepen we de deur uit omdat de juf in het engels begon af te tellen ‘five, four, three, two, one’ en graag wilde dat iedereen ging zitten.
Eenmaal op het schoolplein beneden hielden wij het niet meer. Wij hebben werkelijk gejankt als twee kleine kinderen en terwijl ik dit schrijf hou ik het ook niet droog. Ik brak nadat ik mij realiseerde dat wij ons kleine meisje van een vrije leerdeugd waarin de little pony speelt met de badeend en waar de zelfgebouwde tent op de bank het huis is van de dinosaurus, de ontklede pop stuiterballen te eten krijgt en we stil moeten zijn omdat de Gruffalo en de gevaarlijke muis voorbij komen, definitief was ingeruild voor een nieuw, voor haar onbekend systeem en dito leerplicht.
Hoe we onze keuze voor deze fijne school en fijne juffen en leermethode ook hebben mogen maken, het is en blijft een omschakeling van een vanzelfsprekende intrinsieke leerdeugd naar merkwaardige extrinsiek geregiseerde leerplicht.
Op de vraag ‘wanneer mag ik nou gaan spelen?’ konden wij Sofía geen goed antwoord geven en ze zal dus nog wel een paar keer met haar vingertje omhoog zitten totdat ze zich realiseert dat ze daarin niet zoveel vrijheid meer heeft als dat ze thuis had. Natuurlijk komen er ongetwijfeld weer vele andere mooie leermomenten voor terug, maar ik vraag me wel eens af of men zich realiseert wat er wordt ingeleverd als de eigen vrije speelse flow er onverwacht een onbekende externe regisseur bij krijgt.
Sofía heeft die ochtend niet in de zandbak gespeeld en verven stond ook niet op het programma.