Hybride werken vraagt om Hybride werkers!

Hybryde werker

We zijn, nu er steeds meer mag, op zoek naar hoe we het beste kunnen werken: thuis, op kantoor of een hybride vorm hiervan. De focus ligt dan al snel op de techniek en de faciliteiten om dit hybride werken vorm te geven, maar de belangrijkste factor blijft toch echt de mens: de hybride werker

Uit bepaalde onderzoeken blijkt dat maar liefst 70% afwisseling wil tussen werken thuis en op kantoor. Maar hoe gaan we dat inrichten met elkaar? Iedereen vaste dagen, of juist flexibiliteit vragen aan elkaar, of alleen tijdens vergaderingen of juist alleen voor ontmoetingen? Daar worden al flink wat experimenten mee gedaan met mooie inzichten.

Deze vragen houden de bedrijven flink bezig, maar vergeten we niet iets: hoe maken we van onze medewerkers hybride werkers? Voor Corona waren we (vooral managers overigens) ervan overtuigd: bepaalde functiegroepen/mensen kunnen niet goed thuiswerken. Ze worden te veel afgeleid, zijn minder productief en kunnen niet goed overleggen. De Corona-periode heeft vaak het tegendeel bewezen. De meeste mensen bleken prima in staat om werk en privé te combineren: hun privé-rollen werden afgewisseld met hun werk-rollen.

En daarin zit volgens mij een interessante observatie die Sarabeth Berk in deze TED-talk ook maakt: je haalt het beste uit jezelf (en voor bedrijven: uit je medewerkers) als je de rollen niet afwisselt, maar met elkaar mengt. De uitdaging is niet ‘werk-privé balans’ maar ‘werk-privé integratie’. Je vaardigheden uit je ‘privé-rollen’ kunnen een waardevolle aanvulling zijn voor je ‘werk-rollen’. Zoals Berk zegt in haar TED-talk: kaas, brood en salami zijn allemaal lekker, maar als je ze combineert tot een pizza, maak je er pas echt iets lekkers van. Zeker als je je ‘geheime ingrediënt’ (unieke talent) toevoegt, net zoals er pizzatenten bestaan die beroemd zijn om hun unieke pizza-combinaties. 

Zo ontstaat ook de hybride werker. Je mengt je capaciteiten en voegt misschien zelfs iets nieuws toe waardoor je je op jouw eigen unieke wijze meegaat in wat van je gevraagd wordt. Je past je moeiteloos aan veranderende situaties aan en je doet wat nodig is in plaats van wat gevraagd wordt. Kortom, met hybride werkers wordt het hybride werken pas echt een succes!

In theorie zijn theorie en praktijk gelijk aan elkaar …

… maar in de praktijk is dat vrijwel nooit zo.

Vorige week gaven wij een online sessie. De presentatie draaide op de laptop bij Patrick thuis en ik had besturing van die laptop op afstand vanuit mijn thuisstudio. Dat ging uitstekend tot vlak voor een interactie-moment. Ik kon klikken wat ik wilde, maar de volgende slide verscheen niet. Patrick was tijdens mijn presentatieblok een breakout voor de deelnemers aan het voorbereiden en dat vond plaats in een ander scherm op dezelfde laptop, waardoor de presentatiebesturing logischerwijs wegviel. Dat hadden we niet door.

Patrick is in zo’n geval, veel beter dan ik, in staat er draai aan te geven, maar ik ben dan even van mijn à propos. Ik ben echt even uit de flow van m’n verhaal omdat de visuele ondersteuning normaal naadloos en logisch aansluit op wat ik vertel. Als dat niet netjes synchroon loopt hapert mijn betoog en neemt de boodschap in kracht af. Vind ik. De eerste keer dat het gebeurde lukte me het nog om het onbenoemd te laten maar de tweede keer dat het gebeurde zei ik – in de sessie en wat voor iedereenhoorbaar was: “Patrick, ik kan weer niet doorklikken en dat is echt irritant.” 

Een deelnemer gaf achteraf aan precies die opmerking te hebben gewaardeerd in de sessie.

Wij proberen zo’n sessie – en natuurlijk meer dingen in ons leven – zo goed mogelijk te doen. Bij het perfecte af liefst wat mij betreft. Dan kom je ongetwijfeld ook uitdagingen tegen, zoals wat ons vorige week gebeurde, maar ook tijdens alledaagse activiteiten. Dingen gaan bijna nooit zoals je ze hebt bedacht. Om die reden spreekt het mantra ‘na stap 1 komt stap 1’ ons als werkwijze ook enorm aan. Het te gedetailleerd plannen van je leven, komende week, vandaag of zelfs van slide naar slide, heeft betrekkelijk weinig zin vanwege de onzekerheden en onverwachtse gebeurtenissen die bijna altijd op je pad komen. 

Je kunt daar op verschillende manieren mee omgaan. Je kan de werkelijkheid laten voor wat het is en gewoon doorgaan met je plan. En je kan ook de werkelijkheid aanvaarden zoals die is en je weg veranderen terwijl je ‘m beloopt. En in die verandering kan je je kwetsbaarheid en feilbaarheid gewoon tonen, zeggen wat er aan de hand is en dat je het misschien ook even niet weet. Dat maakt mensen menselijk. En zet ons met de voeten in de klei.

Het compliment van de deelnemer had precies ook die lading. De presentatie is prima. Het verhaal is sterk. En voor de rest maken jullie gelukkig ook fouten. Net als wij toehoorders. Precies die menselijkheid maakt het mooier, aannemelijker en vergroot de verbinding tussen spreker en publiek. Daar kan geen enkele inhoud tegenop.

Overigens hebben we nu een aparte laptop voor de presentatie, waardoor de breakouts kunnen worden voorbereid zonder de presentatie zelf in de wielen te rijden.  Soms win je, soms leer je.

Het positieve van exponentiële groei

positieve exponentiële groei

Stel, je hebt net een boek geschreven. Dan wil je natuurlijk dat iedereen het gelijk koopt, leest en zo veel mogelijk mensen vertelt hoe geweldig dat boek is. Of je zet een video online en hoopt dat hij ‘viral’ gaat. Of je geeft een voorstelling en hoopt dat al die mensen die bij je voorstelling geweest zijn ook weer mensen uitnodigen voor de volgende. Kortom, als je iets moois te vertellen hebt of iets uit wil dragen, dan wil je dat het zo snel mogelijk een groot succes is. 

Nou maken we iets mee dat precies dát doet: zo snel mogelijk een groot succes maken van in dit geval zijn voortbestaan. Alleen gaat het hier om het Coronavirus en is, behalve misschien het virus zelf, helemaal niemand blij dat het een succes is. 

Beide gevallen, positief en negatief, zijn een voorbeeld van exponentiële groei, waar we het vaker over gehad hebben. Soms ben je er zelf blij mee en anderen ook, zoals met een mooi boek, video of voorstelling; soms ben je er zelf blij mee maar anderen niet, zoals bij een groot feest in het Vondelpark dat je georganiseerd hebt, of een virus dat gebruik maakt van de menselijke behoefte om veel en dicht bij elkaar te zijn. 

Als je ergens een succes van wilt maken, dan laat je zo veel mogelijk mensen zo veel mogelijk andere mensen vertellen hoe geweldig het is. Dan streef je naar een R>1 en benut je de positieve kracht van exponentiële groei.

Dus, hoe zorg je ervoor dat één persoon minimaal twee anderen ‘besmet’ met jouw positieve boodschap? Wat kun jij doen voor een R>2?

Poets één keer per week je tanden één uur lang!

… Is natuurlijk geen goed advies. Dat voelt iedereen wel aan en het is ook wetenschappelijk vastgesteld dat de bacteriegroei in je mond al binnen 24 uur flinke plaque veroorzaakt en de kans op schade aan het gebit snel toeneemt. Het is beter om elke dag een paar minuten te poetsen dan heel lang en intensief te poetsen één keer in de week. Zoals ook elke dag een half uurtje wandelen veel meer effect op je gezondheid heeft dan slechts één keer per week een intensieve training van een paar uur.

‘Consistent een beetje’ draagt beduidend meer bij aan een goed resultaat dan ‘intensief een keer in een week’

Toch zijn we geneigd intensiteit boven consistentie te verkiezen. Zeker in organisaties. Denk aan een groots opgezette bijeenkomst op datum X. Of een verandertraject in de periode Y. Goed planbare, meetbare, budgetteerbare en overzichtelijke kortlopende activiteiten eens in de zoveel tijd. Of één keer per jaar een functioneringsgesprek waarin intensief wordt gesproken over het functioneren en het vaststellen van nieuwe ambitieuze doelen. Of het maken van een businessplan dat vaak een paar weken in het jaar veel aandacht vraagt en vervolgens nauwelijks meer wordt ingekeken. Hele intensieve aandacht een keer in het jaar in plaats van een klein beetje aandacht elke dag weer

De kracht van consistentie geldt vooral ook voor de dingen waar we een beetje tegenop zien. Denk aan het omspitten van een moestuin. Dat is een zwaar klusje waar je rug niet blij mee is en de blaren op je handen springen. Maar elke dag enkele rijtjes omspitten is prima te doen. En na twee weken heb je toch die hele moestuin omgeploegd.

We onderschatten vaak het lange termijneffect van elke dag, heel consistent, kleine veranderingen en bewegingen inzetten. En we overschatten het effect van een intensieve inzet een keer in het jaar. 

Elke dag een beetje lijkt makkelijker omdat het maar een beetje is, maar is moeilijker omdat het élke dag is.

Als je werkelijk iets wilt veranderen kijk dan eens of je voor consistent in plaats van intensief kunt gaan. En laat graag eens weten wat deze omdraaiing met je heeft gedaan.

Inspiratie van Simon Sinek in ‘Intensity vs Consistency’

Korting geven doet geen recht aan werkelijke waarde

De verkoper deed zijn uiterste best mij die ene elektrische tandenborstel te verkopen. Ik was al van plan precies deze te kopen, dus alle inhoudelijke argumenten die werden aangedragen deden eigenlijk niet meer ter zake. 

Toch bleef hij zijn uiterste beste doen.

De tandenborstel had een automatische verbinding met een app zodat ik vriendelijk in beeld kreeg wat de volgende poetshandeling moest zijn. Ook zaten er maar liefst drie druksensoren in die in drie verschillende kleuren aangaven als ik te hard zou poetsen. En naast tanden kon het apparaat ook tandvlees en tong reinigen. En er volgde aansluitend nog zeker 10 minuten gepassioneerde overtuiging.

Ik was al overtuigd van het kopen van deze specifieke tandenborstel en nu kwamen er ook nog eens allerlei argumenten bij die de keuze van mijn, zo goed als zekere, aanschaf alleen maar bevestigden.

En nu kwam het. Hij wilde mij een korting geven van maar liefst 50 Euro.

Die korting heb ik vanzelfsprekend vriendelijk geweigerd. En toegelicht. 

Het geven van (ongevraagde) korting op iets van waarde doet namelijk (1) geen recht aan de waarde van het product (2) doet geen recht aan de verkooppassie en het doorzettingsvermogen van de verkoper en (3) doet al helemaal geen recht aan mijn, zo goed als, onvoorwaardelijk koopbereidheid.

Ik wilde die korting niet. Ik was bereid de prijs te betalen die op het kaartje stond.

De beste man keek me aan alsof ik niet goed bij mijn hoofd was. Dat was ik wel.

Waarom transparantie soms gewoon géén goed idee is.

In een creatief proces, waarin een video gemaakt moest worden, werd ons op ongeveer een derde van dat proces gevraagd of wij een tussenproduct wilden laten zien. Hoewel wij ons de vraag goed konden voorstellen hebben wij dat vriendelijk geweigerd en in plaats daarvan gevraagd om vertrouwen waardoor wij de klant nog twee derde van de tijd in onzekerheid moesten laten. Wij kregen dat vertrouwen en het eindproduct bleek een schot in de roos.

Wat wij voor dat vertrouwen terugkregen was een ‘privacy zone’. Een plek waarin wilde ideeën kunnen ontstaan en een minuut later gerust weer mogen sterven. Een plek ook waarin er geen verwachtingen behoeven te worden gemanaged. Een plek waarin géén toelichting hoeft te worden gegeven of verantwoording hoeft te worden afgelegd. Een plek waarbinnen de gum en de delete knop vrijelijk hun werk mogen doen. 

Als een creatief proces op de voet wordt gevolgd ligt zelfcensuur op de loer (het moet sneller, beter, mooier, logischer zijn dan dat het nu is). Meekijken en meebeslissen kan een idee, dat in potentie geweldig is, al in de kiem smoren. Soms door onbegrip, een andere keer door tijdsdruk en weer een andere keer door te veel sturende invloed. Een voor de leek onlogische route kan al snel op onbegrip rekenen terwijl het voor het creatieve proces een noodzakelijkheid is. Bovendien verloopt het creatieve proces nooit lineair. In een drie maanden traject kan er 2,8 maand tijd aan gedachten, stilten, deleten, frustratie en gevecht zijn verbrand en slechts 0,2 maand aan het werkelijke maken van de video zelf. Soms is die verhouding precies omgekeerd. Iets opleveren op een derde van het traject is in zo’n situatie niet alleen onmogelijk, het zou de opdrachtgever vrijwel zeker op een dwaalspoor zetten. Het komt dus echt aan op vertrouwen en vakmanschap.

De roep naar meer transparantie is begrijpelijk en in sommige situaties zelfs noodzakelijk. Hoe meer inzicht hoe meer begrip. Dat geldt ook zeker waar het bijvoorbeeld veiligheid betreft. Of openbaar bestuur. Maar er zijn dus even zoveel argumenten voor minder transparantie in situaties waarin absolute vrijheid van denken en doen voorwaardelijk zijn aan een goed resultaat.

Meer inspiratie: Dark side of transparency van McKinsey

Ik geef mijn leven als ik een miljoen anderen kan helpen.

De komst van een nieuw vaccin voor het Covid-19 virus is onderwerp van gesprek. Ik aarzelde zelf flink over dat vaccin, zoals velen met mij. Was zelfs wel enigszins content met de gedachte dat ik niet tot de eerste groep ‘te vaccineren’ zou behoren. En ook de gedachte dat Engeland met hun vaccinatieprimeur na de russen alvast aan de slag gaan klinkt mij als muziek in de oren. Be my guest. Waarom zou je immers in vredesnaam een vaccin, dat tot vorige maand nog in de labs werd onderzocht, nu al in je lijf spuiten? We hebben bovendien nog geen flauwe notie wat de lange termijnconsequenties zijn. Nee hoor, dank je wel. Nog niet voor mij. Dacht ik …

Precies deze overtuiging verving ik vanochtend definitief voor een ander perspectief. Ik las veel meer over de geschiedenis van vaccineren, wat het ons als mensheid heeft gebracht en wat zoal de risico’s zijn. Wat hebben we geleerd? Wat heeft het ons gebracht?

Zo was bijvoorbeeld vorige eeuw het pokkenvirus één van de meest dodelijke virussen die de wereld kende. Toen er uiteindelijk een pokken-vaccin kwam, veranderde dit de gemiddelde levensverwachting in één klap. En tot op de dag van vandaag wordt, juist door een uitgekiend vaccinatieprogramma, bijna iedere baby behoed voor veel andere ellendige virussen. Het pokken-vaccin bleek in z’n oorsprong echter niet helemaal ongevaarlijk: er stierven ongeveer 70 mensen op elke miljoen mensen aan de bijwerkingen van het vaccin. En nieuwe vaccins hebben uitgerekend tussen de 4 en 6 sterfgevallen per 1 miljoen mensen door de bijwerkingen. Een flinke verbetering, maar hoe klein ook, er blijft dus altijd een risico kleven aan vaccins. En dan gaat het erom of je de focus legt op het risico of de verbetering. En of je bereid bent de verhoudingen mee te laten wegen in je overtuiging voor of tegen.

Precies namelijk deze verhoudingsgetallen van het beperkte aantal doden op het grote aantal overlevenden in combinatie met de verontrustende berichten over de groeiende economische malaise, de vele faillissementen en ontslagen, en de voortdurende strijd van ondernemers die hun omzet en levensgeluk zien verdampen, maken dat ik mijzelf de ‘vrijheid’ heb gegeven om tot die 4 tot 6 sterfgevallen te behoren als het lot zo is bepaald en daarmee met meer vertrouwen de Covid-19 vaccinatie tegemoet zie. Hou me te goede, ik leef liever dan dat ik ga, maar als ik met het geven van mijn leven tegen de miljoen andere mensen kan helpen de draad en het leven weer op te pakken dan ben ik bereid dat offer te brengen.

Ik heb daarnaast ook nog eens het vertrouwen in de eisen die de EMA stelt aan de vaccins waardoor dat risico naar mijn inschatting bijzonder klein is. En laten het nou eens geen 4 tot 6 doden, maar 40 tot 60 of misschien nog meer zijn op een miljoen, dan nog blijft de verhouding de moeite waard van het overdenken.

Als het vaccin er is en we (echt dus samen!) zo het virus onder controle krijgen, dan stel ik dus graag de wij-waarde boven de ik-waarde. Het voelt dan ook minder als een offer maar meer als een investering in het collectief. En als ik dan onverhoopt toch kom te overlijden door de bijwerkingen dan hoop ik dat die investering gezien blijft in verhouding tot de overlevenden zodat we deze discussie niet bij elke vaccin opnieuw hoeven voeren.

‘Hoe heeft dit in vredesnaam kunnen gebeuren?’

Waar ik me al een tijdje over verwonder is de toeslagenaffaire bij de Belastingdienst. Voor wie dit gemist heeft: naar schatting tussen de 20.000 en 26.000 ouders met recht op kinderopvangtoeslag raakten gedupeerd – tot schuldsanering aan toe – omdat er bij de Belastingdienst én bij de politiek iets goed fout gegaan is. En iedereen verzucht: ‘Hóe heeft dit kunnen gebeuren?’

Wat mij verbaast is precies die verbazing. Het is namelijk onvermijdelijk dat dit – of iets vergelijkbaars – gebeurt als drie dingen tegelijkertijd aan de hand zijn, namelijk (1) een systeem uitermate complex is (2) de menselijke maat ver te zoeken is en (3) er geen sprake is van ‘skin-in-the-game’ van de verantwoordelijken.

Computer says no

Het complexe toeslagensysteem is ontworpen vanuit een geautomatiseerde logica. Er komt nauwelijks nog een menselijk oordeel aan te pas. En dat gaat in het merendeel van de gevallen goed. Zo’n systeem is immers goed geoptimaliseerd voor de ‘mainstream’ van de cases en ‘uitzonderingen en/of afwijkingen’ vallen dan snel, soms te snel zo blijkt, uit het systeem. En hoewel het systeem recent juist (her)ontworpen was om sneller uit te keren en fraude tegen te gaan kan het dus flink misgaan als vakkundigheid en menselijke inlevendheid nauwelijks nog onderdeel uitmaken van het totale proces.

Terug naar de menselijke maat

Dat brengt me bij het tweede punt. In een onstilbare honger naar efficiency en kosteneffectiviteit komt de menselijke maat steeds vaker in de verdrukking. Verantwoordelijke bewindslieden hebben steeds minder gevoel bij en zicht op het effect dat hun beleid heeft op de burgers. Een roep van de burger voor aandacht van fouten in het systeem wordt al snel als ‘een individueel geval’ aangemerkt en daar ‘kan helaas niet op worden ingaan. Zelfs niet op meerdere individuele gevallen’ zo gaf een van de bewindslieden aan. Burgers krijgen zo nauwelijks kans om de onregelmatigheden aan de orde te brengen, laat staan te herstellen.

Méér skin-in-the-game

Als dan een derde ontwerpfout, namelijk het gebrek aan ‘skin-in-the-game’ van beleidsmakers en -uitvoerders, wordt toegevoegd aan het gebrek aan de menselijke maat en de complexiteit van het systeem dan is letterlijk ‘het leed niet meer te overzien’, zo blijkt eveneens.

In de bestuurskamers richt men zich voornamelijk op beleid en regels. Verantwoordelijke bewindslieden hebben vaak een gebrekkig besef wat er zich aan drama in de leefwereld ontvouwt juist door dat ontbrekende zicht op en het echte gevoel van die leefwereld. Het ‘denken’ is zover van het ‘doen’ afgeraakt dat zij de pijn die zij via hun beleid veroorzaken bij onschuldige burgers op geen enkele manier zelf meer voelen.

Het zou beter zijn als verantwoordelijken direct zelf gevolg ondervinden van eventuele misstappen. Fouten maken is immers onvermijdelijk. Oftewel dat zij hun eigen huid aan het spel en de spelregels verbinden. En uiteraard niet met als doel om te straffen, maar om simpelweg te doen wat nodig is op het juiste moment. Dan hoeft de verbijstering en verontwaardiging niet jaren later in het zicht van een enquête-commissie plaats te vinden, maar was bij het ‘zwakke signaal’ uit de samenleving op het juiste moment de juiste maatregel genomen.

Volg je de regels of de bedoeling?

In elke organisatie zie je twee soorten reacties op regels: zij die ogenblikkelijk de regels induiken om te kijken hoe ze die in hun voordeel uitleggen, en zij die achter de regels de bedoeling proberen te volgen. Mensen uit die eerste categorie nemen rollen wc-papier mee naar huis, omdat er in de regels wel staat dat je geen kantoorbenodigdheden mee mag nemen maar niets gezegd wordt over WC-rollen. Mensen uit de tweede categorie begrijpen dat het de bedoeling van de regels is om duidelijk te maken dat je niet zomaar alle bedrijfseigendommen mee naar huis neemt. 

Eenzelfde reactie zien wij veel met de huidige Coronamaatregelen. Natuurlijk, ze zijn voor niemand leuk en liefst zouden we willen dat die maatregelen er niet waren. Maar er zit een bedoeling achter die maatregelen, en het gaat erom dat je als burger die bedoeling begrijpt, en de regels volgt om die bedoeling – het hogere doel – te dienen. Zo zagen we onlangs een eerste categorie voorbeeld van een school met een horecaopleiding die als een kameleon meebeweegt met de voorgeschreven maatregelen en de bedoeling uit het oog verloor. In ‘normale tijden’ heeft deze horeca-opleiding namelijk zowel een scholings- als een restaurantfunctie. Als de horeca dicht moet, dan ben je ineens gewoon school en kun je gasten blijven bedienen. Je bent immers een opleiding en geen horeca. Dat daarmee voorbijgegaan wordt aan de bedoeling van minder contact en hoger besmettingsrisico doet er dan blijkbaar even niet toe.  Of een pilatestrainer die – als sportscholen moeten sluiten – zich plotseling in de categorie van fysiotherapeuten bevindt. In beide voorbeelden worden de regels naar eigen hand gezet en wordt de bedoeling onrecht aangedaan.

Het is tegelijkertijd begrijpelijk: je zoekt naar kansen en manieren om als persoon of bedrijf te overleven. Maar als je daarmee de bedoeling – namelijk het virus de pas afsnijden – niet dient, dan gaat er simpelweg iets niet goed. Zo ook binnen je organisatie, zonder duidelijke bedoeling is de kans groot dat regels teveel aandacht krijgen, verkeerd worden uitgelegd of worden toegepast, en kom je niet uit op waar je met elkaar naar toe wilt.

Kortom blijf kijken hoe jouw interpretatie van de regels de grotere bedoeling dient. 

Wij doen hier niet aan kunst jongeman!

Gerard van Maasakkers – Bloemen zijn rood

*Heb je geen zin/tijd te lezen, luister het liedje onderin en sluit je ogen.

‘n Jungske ging vur ‘t uurst naor school
Hij kreeg ‘n vel papier en krijt
En hij kleurde en kleurde ‘t hul vel vol
Want kleure, da vond-ie fijn
Mer de juffrouw zee: “Wat doe je daar, jongeman?”
“Ik teken bluumkes, juffrouw”
Ze zee: “We doen hier niet aan kunst, jongeman
Bloemen zijn rood en de lucht is blauw”
Je zult er rekening mee moeten houden
Je bent hier niet alleen
Als alle kinderen ‘ns deden zoals jij
Waar moest dat dan toch heen, ik zeg je
Bloemen zijn rood, jongeman
Blaadjes zijn groen
‘t Heeft geen enkele zin om ‘t anders te zien
Dus waarom zou je ‘t dan nog anders doen” 

Mer ‘t jungske zei
“Ja mer juffrouw, d’r zijn zoveul kleuren bloemen
Zoveul kleuren blaadjes, zoveul kleuren, overal
Zoveul kleuren zijn nie op te noemen
Mer ik zie ze allemaol”

Mer de juffrouw zei: “Je bent ondeugend, jongeman
Je zit te kliederen en je Nederlands is slecht
Ik weet zeker dat je ‘t alletwee veel beter kan
Ik wil dat je herhaalt wat ik zeg

Bloemen zijn rood, jongeman
Blaadjes zijn groen
‘t Heeft geen enkele zin om ‘t anders te zien
Dus waarom zou je ‘t dan nog anders doen”

Mer ‘t jungske zei
“Ja mer juffrouw, d’r zijn zoveul kleuren bloemen
Zoveul kleuren blaadjes, zoveul kleuren, overal
Zoveul kleuren zijn nie op te noemen
Mer ik zie ze allemaol” 

Mer de juffrouw zei: “Dit duurt me nou te lang
Je moet maar weten hoe ’t hoort”
En ze zette ‘t jungske op de gang
“Voor je bestwil” enzovoort
Mer hij werd bang, zo na ‘nen tijd
Klopte zachtjes aan de deur
En hij zei: “Juffrouw, ik heb wel spijt”
En hij kreeg ‘n kleur toen-ie zei

“Bloemen zijn rood
Blaadjes zijn groen
‘t Heeft geen enkele zin om ‘t anders te zien
Dus waarom zou ik ‘t anders doen”

Mer d’n tijd ging dur, gao altijd dur
En hij ging naor de tweede klas
En de juffrouw was hul anders as die daorvur
Ze was nieuw, ze was er pas
En ze lachte vriendelijk toen ze zei
“Tekenen doe je voor je lol
Je krijgt genoeg papier en krijt van mij
Teken maar je hele vel vol”

Mer ‘t jungske tekende bloemen
Gruun en rood, en in de rij
En toen de juffrouw vroeg waorum
Kreeg-ie weer ‘n kleur, en-ie zei

“Bloemen zijn rood
Blaadjes zijn groen
‘t Heeft geen enkele zin om ‘t anders te zien
Dus waarom zou ik ‘t anders doen”

Met dank aan Peter Vervloet die ons op dit bijzondere liedje wees
Credits Illustratie: Wildflower1555

Ik heb mijn dochter iets vreselijks aangedaan.

Jarenlang heb ik mijn dochter laten geloven dat ze kon toveren. Als ze zei ‘Hocus pocus pilatus pas, ik wou dat de auto open was!’ dan opende de kofferbak van de auto zich op magische wijze. Die blik in haar ogen. Haar blijvende verbazing dat het elke keer weer lukt. De onvoorstelbare kracht van haar toverkunst. Onbetaalbaar. Ze vertelde er meermalen vol trots over aan haar vriendjes. En ook al zeiden zij vaker dan eens dat het helemaal niet kon, zij wist wel beter: zij kon namelijk écht toveren.

Toen gebeurde het onvermijdelijke. Op een middag tijdens het uitspreken van haar toverspreuk ontdekte ze dat ik op het knopje van de afstandsbediening van de auto drukte. Ik moest direct de sleutel bij haar inleveren en weg was haar toverkracht. Wat was ze boos. Woedend. Verdrietig. Teleurgesteld. Ze kroop achter in de auto ineen toen ze het ontdekte. Opgevouwen met haar hoofd in haar schoot. Eenmaal thuis aangekomen verdween ze stampvoetend naar boven en gooide de deur van haar kamer dicht. Haar vriendjes bleken toch gelijk te hebben. Ze had helemaal geen toverkracht. En zij stond in haar hemd. Wat een imagoschade. Papa heeft gelogen. “Ik wil niets meer te maken hebben fantasie! Nooit meer” roept ze nu nog. Wekenlang nadat het is gebeurd. 

Ik heb ontzettend veel spijt van wat ik heb veroorzaakt. Het was natuurlijk met de beste bedoelingen: ik wilde haar laten zien dat magie en fantasie overal om ons heen is. Dat zij zelf magisch is, door haar verbeeldingskracht en toverkracht. Maar ik had nooit een ‘leugen’ mogen gebruiken om dat zo onder de aandacht te brengen, dat besef ik nu. Dat is fout geweest. Ze wilde niet meer met ons avondeten die avond. Dat was nog nooit eerder gebeurd. Ik heb haar bordje eten naar boven gebracht. Naar haar kamertje waar ze in protest voorovergebogen aan haar bureautje zat en me zonder aan te kijken sommeerde uit haar kamer te gaan. Ik heb haar met tranen in mijn ogen mijn excuses aangeboden. Ik had er echt pijn van in m’n hart. Dit had papa natuurlijk nooit zo mogen doen. Haar boosheid was volkomen terecht.

Maar magie en fantasie zijn en blijven wel krachtige instrumenten om een complexe boodschap over te brengen en de verbeeldingskracht aan te zetten. Overal is magie als je ervoor open staat. Natuurlijk praat de wolf niet tegen roodkapje en komen er geen gouden munten uit het achterwerk van een ezel, maar soms ontleen je kracht aan de held in een verhaal. Kan een verlies beter worden verwerkt. Blijf je op het juiste pad. Of ga je er juist vanaf. Of kan een rauwe werkelijkheid weer draagbaar worden. Juist aan die verbeeldingskracht kun je kracht ontlenen.

Sofía is nu bijna zeven jaar oud. En ondanks dat ik een nare wond bij haar heb veroorzaakt weet ik zeker dat mijn oprechte excuses en uitleg van mijn werkelijke bedoeling haar helpen. En dat ze haar fantasie en de verbeelding weer volop de ruimte geeft.

Maar wat moet ik in nu vredesnaam met Sinterklaas? Vertellen hoe het werkelijk zit zodat zij haar vriendjes en vriendinnetjes dit keer voor is en we het vertrouwen niet opnieuw schaden? Of moet ik het Sinterklaasverhaal in haar klas, in het dorp en in de maatschappij z’n beloop laten met alle gevolgen van dien?

Ik weet oprecht niet wat ik het beste kan doen. Wat zou jij doen?

Onze rechten zijn de plichten van ons naar de ander

De titel is een ombuiging van de oorspronkelijke uitspraak van Nietzsche: ‘Onze plichten zijn de rechten van anderen over ons’. Wanneer je de uitspraak van Nietzsche omdraait, wordt het voor mij direct inzichtelijk waar het in onze maatschappij aan schort. Want men beroept zich graag op ‘rechten’, maar vergeet dat tegenover elk recht ook een plicht staat.

Klein voorbeeld: je hebt recht op een salaris, maar daar staat tegenover dat je de plicht hebt werkzaamheden te verrichten voor jouw werkgever. Of als ik het recht heb op terugbetaling van mijn verstrekte lening, dan betekent dit dat de ander een plicht heeft het geld op mijn rekening te storten. Zonder die plicht is mijn recht niets waard (1).

Je hebt ook recht op vrijheid van meningsuiting, maar daarbij tevens de plicht om de rechten van anderen te respecteren en ook de openbare orde, de volksgezondheid en de goede zeden te beschermen. (Aanzetten tot) discriminatie en rassengeweld is eenvoudigweg verboden, zo is te lezen in Artikel 1 van onze grondwet. De ‘vrijheid van meningsuiting’ mag nooit een excuus zijn om doelbewust haatdragende uitlatingen over personen of bevolkingsgroepen te doen. We weten dankzij de Tweede Wereldoorlog maar al te goed waar het verzuimen van de plicht elkaar te respecteren toe kan leiden.

In de wet staan onze rechten centraal, dus het is begrijpelijk dat voor veel mensen ‘het recht hebben’ het uitgangspunt is. Maar bescherming van rechten van anderen, betekent automatisch dat je de plicht hebt om die rechten te respecteren. Regels en wetten zijn ingesteld om het samenleven met elkaar mogelijk te maken. Daarin zit een evenwicht in rechten en plichten. Maar als rechten heel expliciet zijn en plichten niet dan ontstaat er snel veel onduidelijkheid. In rechtbanken probeert men dagelijks die onduidelijkheid op te helderen en rechten en plichten weer in evenwicht te brengen. 

In vroeger tijden kon men nog wel eens refereren aan de tien geboden waarin enkele plichten werden genoemd zoals niet doden, niet liegen, niet stelen en een paar andere meer religieuze plichten. Het waren feitelijk een aantal expliciete duidingen van hoe met elkaar om te gaan.

In de huidige maatschappij zien we dat nauwelijks meer terug. Een sterke mate van individualisering doet de gemeenschap vaak verschralen. Er is zelfs een poging gedaan om een ‘handvest verantwoordelijk burgerschap’ van de grond te tillen een jaar of tien geleden, maar er zou te veel ‘spruitjeslucht’ aan zitten en betutteling van uitgaan. Van rechten smult men graag, van plichten rilt men snel. Da’s geen gezond evenwicht.

Soms verbindt de overheid recht en plicht wel expliciet aan elkaar. Leerplicht bijvoorbeeld is ingesteld om ouders te verplichten de kinderen naar school te sturen. Destijds ontnamen de ouders hun kinderen het recht op onderwijs door ze voltijds op het land te laten werken.  De leerplicht is er om het leerrecht van alle kinderen en jongeren te garanderen. Elk kind heeft recht op onderwijs en om dit ook in de praktijk waar te maken, werd de leerplicht ingevoerd. 

En er zijn meer plichten zoals de dienstplicht voor de verdediging van ons land (deze is niet afgeschaft, maar opgeschort) en zorgplicht van overheid naar burger en omgekeerd. Maar de meeste andersoortige plichten blijven impliciet en onbeschreven. Vandaag spreekt men in de kamer ook over mondkapjesplicht. Helaas te veel vanuit verwarring over verantwoordelijkheden geredeneerd wat mij betreft, maar natuurlijk om de exponentieel groeiende besmetting in te dammen in het belang van de volksgezondheid. In lijn met de zorgplicht. 

Er zijn ook mensen met bovenmatig plichtsbesef en mensen met ondermatig plichtsbesef. In beide gevallen kan dat doorslaan: een te groot plichtsbesef maakt je snel tot slaaf van een ander, je laat de plicht dan zwaarder wegen dan je recht. En een onvoldoende plichtsbesef maakt dat je anderen snel te kort doet. 

Rechten en plichten gaan hand in hand. In evenwicht. Het ene kan niet zonder het ander. Een recht zonder plicht is immers een privilege.

(1) Filosofie: ‘en mensenplichten dan?

Corona pakken we op z’n zwaktes, niet met onze zwaktes.

Er lijkt sprake van een steeds groter wordende verdeling in Nederland tussen ‘zij die de Coronaregels accepteren en volgen’ en ‘zij die ervan overtuigd zijn dat Corona – en de bijbehorende regels – grote onzin zijn’. En een derde opkomende categorie is ook al in zicht, namelijk ‘zij die de maatregelen wel volgen maar het, met een tweede golf in zicht, nu flink zat aan het worden zijn’. De verdeling wordt sterker zichtbaar en voelbaar naarmate deze groepen zich elkaar ook steeds meer uitmaken voor ‘wakkeren’, ‘slapenden’, ‘volgzame schapen’ of ‘complotaanhangers’. 

Maar de pijlen zijn nog sterker gericht op de brengers van de boodschap, de mensen die de maatregelen mogen verkondigen, of het nu de WHO, Rutte, de Jonge of wie dan ook is. Ze zouden niet deugen, worden afgeschilderd als leugenaars, zijn onderdeel van een groter complot en krijgen dagelijks de ene na de andere verwensing naar het hoofd geslingerd.

Het is compleet zinloos om je te richten op de brenger van de boodschap. De brenger van de boodschap zal het probleem nooit kunnen oplossen. Ook niet als je hem of haar van die berichtgeverspositie af probeert te krijgen. Nog vruchtelozer is het om andere groepen te verwijten dat ze niet het juiste zouden doen. En dat veel mensen het zat zijn is op zich heel begrijpelijk, maar het getuigt ook van onvoldoende zicht op waar het werkelijk om draait. Namelijk het virus zelf.

Het geniale van het virus is dat het zich juist voedt en vermenigvuldigt door zeer precies gebruik te maken van onze menselijke eigenschappen. Het ‘dicht bij elkaar willen zijn’ van mensen legt de rode loper uit voor het virus om elk lichaam binnen te dingen. Het wil juist dat we de ademafstand van ongeveer 1,5 meter massaal negeren. Dat borgt immers zijn overleving. Het maakt dankbaar gebruik van de verdeling in de samenleving door elke keer de zwakste schakels te vinden in gezellige samenkomsten binnen dat adembereik. Het virus is ook geen fan van mondkapjes, het zijn immers hinderlijke condooms in zijn voortplantingsbehoefte, dus het maakt dankbaar gebruik van de ijdelheid van mensen die het mondkapje lekker te laten voor wat het is. Het virus misbruikt ons ongeduld en weet onze ‘zwaktes’ feilloos op te sporen ter meerdere glorie van zichzelf.

Het virus lacht ons vierkant uit. Het ziet dat de pijlen worden gericht op de boodschappers die pogen dat virus systemisch de nek om te draaien. Het ziet dat groepen mensen de pijlen op elkaar richten en dat die verdeling hem gegarandeerd ten goede zal komen. Het ziet met genoegen aan dat de bogen verslappen door ongeduld en de pijlen op andere doelen dan hem worden gericht.

We moeten onze menselijke eigenschappen kennen en juist onze intelligentie en ervaring inzetten om het virus te pakken op zijn zwaktes. Het negeren van de landelijke en lokale maatregelen, het schieten op de boodschapper, het tegen elkaar opzetten van groepen gelovers en niet gelovers, het legt allemaal rode lopers waarover het virus zich lachend voortbeweegt en schaamteloos meer podium pakt. 

We kunnen echt veel slimmer zijn dan dat virus. En we hebben elkaar daarbij hard nodig.

De prijs van grootheid is verantwoordelijkheid.

‘The price of greatness is responsibility’ was een uitspraak van Winston Churchill waarmee hij duidelijk wilde maken dat een actie altijd met verantwoordelijkheid gepaard gaat. Een uitkomst van een actie kan ‘grote gevolgen’ hebben of ‘grootse gevolgen’. Het verschil zit in de mate van verantwoordelijkheid.

Neem een willekeurige organisatie. Laten we zeggen een grote Nederlandse onderneming, dat product X verkoopt aan de overheid. Het is company policy voor alle medewerkers, maar commerciële medewerkers in het bijzonder, om tijdens de lobby bij ambtenaren verre te blijven van het geven van cadeaus, etentjes of leuke voordeeltjes. Dat weet de directeur ook als geen ander, hij heeft immers de gedragscodes recent nog eens bij de nieuwjaarstoespraak expliciet aan de orde gebracht. Hij gebruikte daarbij zelfs felle bewoordingen dat bij een overtreding van deze code het bedrijf ‘passende maatregelen’ moest nemen. Maar toch heeft hij zelf, notabene een week na deze toespraak, – om een mooie deal te vieren – enkele hooggeplaatste ambtenaren meegenomen naar een luxe restaurant voor een uitgebreide lunch. En daar zijn heel veel foto’s van.

En met het uitlekken van de foto’s wordt pijnlijk duidelijk dat de directeur iets heeft gedaan dat tegen zijn eigen uitgevaardigde gedragscode indruist en dat de ‘passende maatregelen’ ook wel eens op hem van toepassing kunnen worden verklaard. De Raad van Commissarissen moest in actie komen en zo geschiedde. Ook de Ondernemingsraad en een groot deel van de managers, waaronder de commerciële manager, dienden een motie van afkeuring in. 

Kort daarop volgt een uitspraak van de Raad van Commissarissen dat de directeur toch mag aanblijven. De directeur heeft nooit eerder de wet overtreden en omdat hij zijn spijt heeft betuigd en zijn misstap ruiterlijk toegeeft is hun eindoordeel dat hij zijn positie mag behouden. De directeur heeft er zelf ook zichtbaar spijt van, een traan wordt gelaten, een woord wordt weggeslikt en na een korte stilte volgt op de uitspraak: ‘Ik wou dat ik alleen met mijn vriendin was gaan lunchen’. En hij vervolgt: ‘ik ben ervan overtuigd dat ik mijn geloofwaardigheid toch nog voldoende behouden heb.’

Er volgen een aantal verzachtende woorden van de voorzitter van de RvC. ‘Een directeur is ook maar een mens. Ook hij is geen heilige’. 

Maar de commercieel verantwoordelijke van datzelfde bedrijf, die dertig verkopers aanstuurt, wordt het werk nu wel bijzonder moeilijk gemaakt. Hoe kunnen zij nu de bedrijfsregels aannemelijk blijven handhaven, als de directeur dat zelf ook niet doet en dat zelfs de RvC daar geen passende maatregelen op neemt? Iedereen snapt dat de directeur weliswaar ‘ook maar een mens is en geen heilige is’, maar zij weten ook dat specifiek hij een hele andere, symbolische, zwaarte heeft ten opzichte van andere mensen. Hij is dus onmiskenbaar een mens, maar wel een mens op een speciale positie. Met een specifieke verantwoordelijkheid. Een positie waar elk uitgesproken woord tienmaal zwaarder weegt dan een woord van een ander in dat bedrijf. Een positie waar elke handeling tienmaal meer effect heeft dan elk ander in dat bedrijf. Een positie van waaruit ‘passende maatregelen’ tienmaal meer impact hebben op het leven van elk ander in dat bedrijf.

Met het aanblijven van de directeur heeft de RvC een belangrijk hefboomeffect over het hoofd gezien. Elk gesprek met klanten en medewerkers zal vanaf nu extra lading krijgen. Niet zozeer omdat de eindverantwoordelijke over de schreef is gegaan, dat is inderdaad menselijk, maar omdat hij aan mocht blijven en een afkeuring toch onwillekeurig in een goedkeuring kan worden uitgelegd.

Maar fouten maken mocht toch, ‘moest zelfs’ zeiden jullie?

Fouten maken moet. Dat klopt, maar dat zijn ‘fouten’ die voortkomen uit een proces van ontdekking. Voortkomen uit kleine stapjes en dus ook alleen maar kleine foutjes kunnen zijn. Fouten die voortkomen uit proberen, experimenteren en improviseren, maar altijd gericht zijn op ‘de bedoeling’ van het bedrijf. 

De fout van deze directeur is een fout voortkomend uit (1) onvoldoende besef van de eigen verantwoordelijkheid. Voortkomend uit (2) onwetendheid van het feit dat elke handeling die een directeur doet en elk woord die een directeur doet tien keer zwaarder weegt dan elk ander in dat bedrijf. Een fout voortkomend uit (3) een gebrek aan inlevendheid, hoe onbedoeld ook, voor elk ander in het bedrijf dat wel moet zien te dealen met gesprekken zonder de gemakkelijke verleidingsmechanismen zoals cadeaus, lunches of andere voordeeltjes. 

En een fout waarin je (1) onvoldoende besef van eigen verantwoordelijkheid toont, (2) je jezelf onwetend verklaart over de hefboomwerking en voorbeeldfunctie van jouw handelingen en woordgebruik en (3) een ernstig gebrek aan inlevendheid toont naar je eigen collega’s maken je weliswaar menselijk, maar ongeschikt als directeur.

En met deze wetenschap houd je de eer aan jezelf en maak je jouw plek vrij voor iemand die die verantwoordelijkheid wel kan dragen. 

Grootheid is de prijs van verantwoordelijkheid.

Kleine aanpassingen

Beter nog dan het kopen van een nieuwe fiets, is het goed afstellen van het zadel van jouw bestaande fiets.

Dat komt doordat de hoogte van waarop je zit je kracht verandert. Alles draait om het punt van maximale hefboomwerking. Dat zorgt er voor dat álle krachten die op het proces worden uitgeoefend op één lijn worden gebracht.

Als we over ons werk nadenken, hebben we de neiging om ons te concentreren op de grootste structuren – hoe het er van buitenaf en bovenaf uitziet. Maar terwijl we het probleem aanpakken, blijkt dat onze impact verandert op basis van hoe we erin staan, wat we geloven en de manieren waarop we omgaan met de systemen die voor ons liggen.

Zorg voor de juiste strategie en voer vervolgens kleine veranderingen uit, met herhaling, volharding en vrijgevigheid.

(1-op-1 vertaling van Seth Godin’s – Small Adjustments)

‘Stap vóór stap’ is anders dan ‘stap ná stap’.

Je hoort het vaak: ‘We komen er wel, maar … stap vóór stap.’ Wat zoveel zegt als je kunt er niet in één keer komen. Het gaat met vóór zichtige stappen. Vóór zichtig. Stap vóór stap wordt liefst ook nog uitgedrukt als ‘stapje vóór stapje‘ om de mogelijk nadelig gevolgen maar klein en overzichtelijk te houden. Die voorzichtigheid legt automatisch meer nadruk op de ruimte tussen de stappen als iets dat goed of fout kan gaan. Het vooruit kunnen blijven zien krijgt de nadruk omdat het effect onbekend is en er een inschatting en calculatie moet worden gemaakt voor een volgende stap op basis van wat goed of fout ging. Het zet ontwikkeling in gang door ‘by design’ te vertragen, ‘management’ de tijd geven het ‘gecontroleerd’ te laten verlopen en de toekomst met enige aarzeling (soms zelfs wantrouwen) naar je toe te halen. ‘Stap vóór stap’ legt ongemerkt en soms zelfs onbedoeld de nadruk op de ruimte tussen de stappen en rooft aandacht van de stap zelf.

Stap vóór stap

Wat je minder vaak hoort is: ‘Stap ná stap’. Stap ná stap zet nadrukkelijker in op het nemen van de stap zelf. Het ‘effect’ van die stap is natuurlijk even onbekend als ‘stap vóór stap’, maar wordt nu simpelweg een gevolg, een uitkomst, een resultaat van de stap zelf. Het zet explicieter in op het vertrouwen dat de genomen stap een uitkomst heeft en een nieuw startpunt geeft aan de stap ná de stap. Dat is immers het doel, om een nieuwe volgende stap te zetten. En dat effect is niet goed of fout, maar levert eenvoudigweg nieuwe informatie op. Het verlegt de aandacht van de ruimte tussen de stappen naar de stap zelf en de verzekering dat de stap leidt tot iets dat zowel de moeite waard is als een basis legt voor een volgende stap. Het is meer gericht op actie, de stap zelf plus het inzicht dat zich ontvouwt.

Inzicht in plaats van voorzicht.

Stap ná stap

Voor welke kandidaat zou jij (nu) kiezen?

Stel je hebt een vacature en er zijn twee potentiële kandidaten in beeld. De ene kandidaat blinkt uit in ervaring en het bijpassende cv is om door een ringetje te halen. De andere kandidaat verliest het duidelijk als het op ervaring en diploma’s aankomt, maar komt wel gemakkelijk in contact met mensen, stelt zich nieuwsgierig op en is geduldig. Welke kandidaat kies je? Ga je voor kwalificaties en ervaring of ga je voor specifieke persoonlijke kwaliteiten?

Het antwoord lijkt voor de hand liggend. Als de vacaturepositie immers vooral kennis en ervaring vraagt dan is de eerste kandidaat de slimmere keuze. Passen de persoonlijke kwaliteiten meer bij de vacature, dan zou de tweede kandidaat een logische keuze zijn. 

Maar past deze redenering nog wel in deze tijd?

Jan Rotmans, hoogleraar transitiekunde, drukt het enige tijd geleden mooi uit. ‘We leven niet meer in een tijdperk van verandering, maar in een verandering van tijdperken.‘ Het leven en werken anno 2020 is fundamenteel anders dan zo’n 20 tot 30 jaar geleden. Traditionele managementinstrumenten zoals lange termijn businessplannen, lange termijn leerplannen, best practices en business cases voldeden prima. De snelheid van verandering was overzichtelijk en ons verandervermogen voorzag in de nodige flexibiliteit. Het is ook het tijdperk waarin de nadruk in een sollicitatie op skills, op vaardigheden, op relevante ervaring en kennis lag. ‘Vaardigheden’ sturen ons gedrag prima voor ‘bekende situaties’

We bevinden ons echter ondertussen in een totaal ander tijdperk. En wel één waarin exponentiële veranderingen ons verandervermogen sterk op de proef stelt. Scenario-planning was een beproefde manier van anticiperen op een beperkt variërende toekomst, maar in een exponentiële snelheid van verandering overleeft geen enkel voorbedacht scenario. Er wordt een steeds sterker beroep gedaan op ons aanpassings- en verandervermogen. Op ons gedrag dus om (hier en nu) in te spelen op een snelle verandering. Er ontstaat een groeiende noodzaak voor meer experimenteren en verschillende dingen uitproberen zonder dat er vooraf een concreet beeld bestaat over de uitkomst.

In zo’n situatie heb je meer aan persoonlijke kwaliteiten zoals nieuwsgierigheid, aanpassingsvermogen, geduld, creativiteit en vooral ‘actie en beweging’ vanuit wat er ‘hier en nu’ mogelijk is. ‘Fouten maken’ is ook een onlosmakelijk onderdeel geworden van de vooruitgang en doet een beroep op persoonlijke veerkracht en flexibiliteit. Je kunt nu sneller meters maken door te ‘doen en te ervaren’ dan te ‘theoretiseren en plannen te maken’. ‘Zekerheid en voorspelbaarheid’ verliezen dus merkbaar terrein. In onzekerheid en onvoorspelbaarheid zijn kwaliteiten van mensen en actiegerichtheid cruciaal. ‘Kwaliteiten van mensen’ sturen ons gedrag beter in onbekende situaties dan ‘getrainde vaardigheden’

Wellicht nog een keer de vraag: ‘Voor welke kandidaat zou jij (nu) kiezen?’

Kijk deze video van Simon Sinek en Rich Diviney waarin zij de verschillen tussen ‘skills’ en ‘attributes’ oftewel het verschil tussen ‘vaardigheden’ en ‘persoonlijke kwaliteiten’ aan de orde brengen.

Geen wolf willen zijn maakt je nog geen mak schaap

Nu we steeds scherper worden in het ontmantelen van ‘fake news’, begin ik me in toenemende mate zorgen te maken over een ander soort berichtgeving: dat van de eenzijdige boe-roepers en Corona-sceptici. De media staan vol met mensen die scherp ageren tégen het overheidsbeleid in Corona-tijden. Tégen anderhalve meter. Tégen de ‘#viruswaanzin’. Tégen vaccinaties, tégen geen live-colleges voor studenten en tégen boetes zijn omdat men zich niet aan deze regels wenst te houden. 

Ik ben niet tégen.

En ik ben ook niet naïef vóór, maar ik kies er wel heel bewust voor om het overheidsbeleid in en met vertrouwen te volgen. En met mij vele anderen. Alleen hoor je dat geluid nauwelijks in de media. Er is een verpletterend stilte in ‘pro-geluiden’. De ‘silent majority’.

Zelfs als achteraf blijkt dat het beleid misschien niet op alle punten het juiste was, maar voortschrijdend inzicht aangeeft dat een ander besluit in het verleden beter was geweest zou ik dat vertrouwen behouden. En waarom? Omdat ik zie dat wij een overheid hebben die verantwoordelijkheid neemt, impopulaire maar noodzakelijke maatregelen treft en voortdurend waar nodig bijschaaft. Bovendien, als de overheid niet deze regels zou stellen op basis van talloze, door experts geanalyseerde scenario’s, dan zou ik al die scenario’s zelf in mijn eigen hoofd moeten analyseren of moeten vertrouwen op een andere groep experts die beter weten hoe het allemaal had gemoeten maar zelf geen enkele verantwoordelijkheid dragen. Voor mij is de keuze voor vertrouwen logisch.

En natuurlijk wens ik dat Rutte met Willem Engel in gesprek gaat en dat het RIVM dankbaar gebruik maakt van de expertise en de inzichten van Maurice de Hond. Samenwerken in plaats van polariseren is krachtiger.

Vertrouwen is ook een manier om complexiteit hanteerbaar te maken. En vertrouwen is nooit een garantie, maar een pragmatische verwachting dat een bepaald scenario zich zal voltrekken. En als ik de voorbeelden in landen als China, Amerika en Brazilië zie, dan denk ik dat het scenario dat onze overheid heeft ingezet zich beduidend gunstiger ontwikkelt dan in die landen waar een heel andere overheid zich manifesteert.

Kan het beter? Natuurlijk. Ik vind ook dat de creatieve sector meer (economische) aandacht mag hebben. Dat de zorgmedewerkers meer dan een applaus mogen verdienen. Dat wel of niet vaccineren een veel intelligentere toelichting vraagt. Dat demonstraties hun functie moeten behouden en dat er veel ouderen onterecht in een onwenselijke isolatie terecht zijn gekomen gedurende deze maatregelen. Natuurlijk kan het beter.

Als je je niet ‘tegen’ uitspreekt word je al snel als fatsoensrakker of als mak naïef schaap dat alsmaar blind vertrouwt bestempeld. Dat is onterecht. Het volgen van een beleid heeft als groot voordeel dat we met z’n allen kunnen vaststellen of iets werkt of niet.

Er zit kracht in scepsis en tegenbeweging, net zo goed als dat er kracht zit in het durven volgen en vertrouwen. ‘Geen wolf willen zijn maakt je nog geen mak schaap’.

Achterstand onderwijs enorm!

Recent stuitte ik op een artikel over een onderzoek naar online lesgeven. Ik heb het artikel met stijgende verbazing gelezen. Niet alleen vanwege de manier van schrijven, met de nadruk op wat er niét goed is aan online lesgeven (38% denkt een achterstand te hebben – dat betekent dus 62% niét), maar vooral ook om de inhoud. Ik zie een opvallende parallel met de pre-Corona visie op thuiswerken: medewerkers die zeiden ‘het kan niet, ik ben te snel afgeleid thuis’ en managers die zeiden ‘mijn medewerkers moeten wel aanwezig zijn anders zie ik niet of ze wel aan het werk zijn’. Nu, ruim drie maand in de Coronacrisis weten we allemaal dat het voor het grootste deel van de werkende mensen wél gaat en dat velen er zelfs blij mee zijn.

Even terug naar het artikel. Het suggereert dat leerlingen maar beter niet online les kunnen krijgen, want ze gaan andere dingen doen tijdens de les, vragen niet om extra uitleg en krijgen te weinig structuur. Als diezelfde leerlingen dan later de gevolgen van hun keuzes ervaren zijn ze verbaasd (lees: ‘De consequenties zie ik pas nu ik een 4 heb gehaald voor wiskunde’). Leren we dat op school? Dat je geen verantwoordelijkheid hoeft te nemen voor je eigen keuzes, dat docenten er zijn om structuur aan te reiken en te handhaven? Hebben we echt liever dat leerlingen ‘op locatie’ (lees: op kantoor) zijn zodat docenten de leerlingen dan wel goed in de gaten kunnen houden? Wat kunnen we dan verwachten na hun opleiding? Ze weten dan niet beter dan dat ze ‘naar kantoor’ moeten komen en structuur en opdrachten aangereikt krijgen door hun managers. En als de resultaten uitblijven ligt dat niet aan henzelf, maar aan de gebrekkige aansturing. 

Ik snap heel goed dat de meeste leerlingen liever weer naar school willen; je ziet je vrienden weer in het echt, er is wellicht meer toezicht en thuis kun je als gezin ook best op elkaars lip zitten na zo’n lange tijd samen in huis… maar wat kunnen we nog leren van de afgelopen periode? We kunnen en moeten niet terug naar hoe het was, vroeger was echt niet alles beter! Iedere school heeft tot taak om de leerlingen klaar te stomen voor een passende plek in de maatschappij, en juist die maatschappij is de afgelopen maanden enorm veranderd. Dus als leerlingen moeite hadden met het invullen van hun nieuwe vrijheid moeten we juist daarbij helpen. Zo kunnen we die achterstand die sommige leerlingen ervaren op het ene gebied misschien toch gaan compenseren met een voorsprong op een ander gebied. Doen we dat niet dan heeft niet alleen de leerling maar vooral het onderwijs een enorme achterstand opgelopen! 

bron illustratie: Katja Hermann

Recht op gelijke behandeling = recht op ongelijkheid.

Alle levens doen ertoe. Het is krankzinnig te stellen dat ‘alle levens ertoe zouden doen, op een paar na. ‘Zwarte mensen’, ‘gele mensen’, ‘rode mensen’, ‘witte mensen’ en ik vergeet vast een paar andere kleuren, hebben allemaal levens die ‘ertoe doen’. Ontegenzeggelijk is op ‘kleur’ discrimineren ontoelaatbaar en moet met wortel en tak worden uitgeroeid. Iedereen heeft het recht op gelijke behandeling en het is noodzakelijk dat misstanden en discriminatie stevig aan de kaak worden gesteld. Dat gebeurt gelukkig volop.

Recht op gelijke behandeling = recht op ongelijkheid.

Er schuilt tegelijkertijd een gevaar in ‘gelijke behandeling’. Er is immers een enorme variëteit en verschillen in mensen die onterecht worden blootgesteld aan een ‘gelijke’ behandeling. Denk bijvoorbeeld aan het onderwijs waar een universele mal over het jonge kind wordt gelegd. En ook iedereen met 5 jaar verplicht het onderwijs in sturen lijkt een ‘gelijke behandeling’ maar het ene kind is er op 4 al aan toe en een ander pas bij 6. Of denk aan de Corona-aanpak die stelt dat mensen boven de 70 jaar kwetsbaar zijn en onder de 12 jaar niet. Er zijn veel 70-jarigen met een benijdenswaardige weerbaarheid en veel jongeren die uitermate kwetsbaar zijn. Ook hier wordt ‘gelijke behandeling’ (op basis van leeftijd) onterecht ingezet. Of denk aan een gelijke pensioengerechtigde leeftijd voor een goed geconserveerde bankemployee en van een versleten stratenmaker.  Ik hoef de noodzaak voor recht op ongelijkheid niet verder toe te lichten.

Recht op gelijke behandeling = recht op ongelijkheid.

Er is meer individueel maatwerk nodig. Gelijke behandeling voor elk individu los van godsdienst, levensovertuiging, politieke voorkeur, ras, geslacht, seksuele gerichtheid, nationaliteit, burgerlijke staat handicap of chronische ziekte of leeftijd is gelukkig wettelijk bepaald. 

Het daar uit voortvloeiende recht op ongelijkheid krijgt echter veel te weinig aandacht. Ieder mens is verschillend en zou zich met een gelijkwaardige behandeling vooral op zijn ongelijkheid moeten kunnen ontwikkelen. Kinderen krijgen pas gelijke kansen door ongelijk onderwijs. Ongelijke bepalingen voor wanneer mensen van hun pensioen mogen gaan genieten. Ongelijke bepalingen voor wie kwetsbaar is en wie niet, zou in Corona context logischer zijn dan een vaste leeftijdsgrens. Ongelijke bepalingen waar 1,5 meter afstand nog nuttig is en uitvoerbaar is en waar niet. Een intelligente restart zou de intelligente lockdown snel kunnen doen vergeten.

Oftewel doen wat nodig is en verantwoorden vanuit de verschillen, de afwijkingen en de ongelijkheden in plaats van blinde handhaving op basis van een gelijke regel voor iedereen.