Als je je niet schaamt voor de eerste versie…

Als je je niet schaamt voor de eerste versie

Stel je hebt een idee om iets te doen, je weet nog niet of het een goed idee is, of het kans van slagen heeft, of het bijdraagt aan de bedoeling, maar het lijkt een goed idee.

Wat voelt het dan goed om:

  1. Alles eerst goed op een rijtje te zetten.
  2. De voors en tegens te bedenken.
  3. Te bedenken wat anderen er van vinden.
  4. Risico’s in kaart te brengen
  5. Te bedenken hoe je die risico’s zoveel mogelijk kan beperken.
  6. Een plan te maken.
  7. Te ‘vergaderen’ over het plan
  8. Weer bij 1 te beginnen (want het kan altijd nog iets beter/anders/mooier)

Hoe vaak doorloop je deze stappen voor je werkelijk iets doet?

Seth Godin heeft ons de uitspraak gegeven :

“Als je je niet schaamt voor de eerste versie van je product heb je het te laat gelanceerd”

Eigenlijk geldt dit voor alle dingen die we doen: als het ‘veilig’ voelt om over te stappen van denken naar doen heb je te lang gewacht.

Hoeveel stappen kun jij overslaan om een eerste ervaring op te doen, een Stap 1 te zetten?
Hoe zorg je ervoor dat je leert van de ervaring die je hebt opgedaan?
Hoe zet je die ervaring om in een nieuwe Stap 1?

En vooral, wat ga je doen met de tijd die je dan over hebt?

lees ook: Onaffe ideeën sneller delen

Voor mij geen stippen meer aan de horizon

Gert geen stippen meer

Mijn naam is Gert van Beek en ik werk sinds een jaar als risk & compliance manager bij het Kadaster. Hiervoor heb ik bij Vitens gewerkt, waar ik verantwoordelijk was voor onder andere de strategische herijking. Toen heb ik voor het eerst kennis gemaakt met de Vrije Denkers: ze hadden voor onze organisatie een filmpje gemaakt en ik was daar behoorlijk van onder de indruk, net als de meeste collega’s trouwens. Dus toen ik bedacht om hen te vragen de eerste sessie van de strategische herijking te openen, hoopte ik dat het net zoveel indruk zou maken. En dat bleek ook!

Tijdens de sessie hebben we eerst het filmpje gekeken en toen hebben Arthur en Patrick de workshop ‘Doen is de beste manier van denken’ gegeven, voor zo’n 60 mensen. Het bleek een eyeopener. Onze organisatie was tot dan toe ingericht op het hebben van een langetermijnvisie en een roadmap met stappenplan. De Vrije Denkers hebben ons het belang laten zien van een bedoeling, een richting, met steeds kleine stapjes. Na stap 1 komt stap 1. En dat hebben we verwerkt in de strategische herijking.

Vorig jaar ben ik in dienst gekomen bij het Kadaster. Het is een echte overheidsorganisatie, net als Vitens vooral gericht op businessplannen en stappenplannen. Ik ben hier vooral verantwoordelijk voor het risicomanagement en zit in deze rol ook in het MT als hoofd van mijn afdeling. Daar heb ik voorgesteld om de Vrije Denkers te vragen om ons te helpen met dezelfde workshop als vijf jaar daarvoor. Ook deze keer maakten de heren grote indruk. Na de workshop gingen we elk met onze afdeling apart zitten om te bepalen welke eerste stap we konden zetten in de richting van onze bedoeling. Dat heb ik met mijn team heel concreet weten te maken.

De eerste keer dat ik ze zag was ik vooral onder de indruk van het loslaten van de stip op de horizon en het werken vanuit een bedoeling. Deze tweede keer raakte mij vooral de kracht van het klein maken, de eerste stap en het belang van doén. Tijdens de workshop merkte ik de energie die de Vrije Denkers brachten en waar eigenlijk alle medewerkers, van directie tot aan uitvoerende mensen, iets mee kunnen. Doordat zij voortdurend iedereen betrekken bij hun presentatie – het heet niet voor niets een WORKshop; we moeten aan de slag! – zetten ze alle deelnemers in de actieve stand. Iedereen kan iets met de boodschap van de Vrije Denkers. Wat ik geleerd heb tijdens mijn werk bij Vitens – geen stip aan de horizon en dikke businessplannen – pas ik ook toe in mijn functie bij het Kadaster. Ik merk dat ik bijna onbewust de filosofie van de Vrije Denkers uitdraag in mijn werk: werk vanuit de bedoeling, na stap 1 komt stap 1 en doen is de beste manier van denken. En vooral: maak het klein, die eerste stap. Dan kom je vanzelf in de actie.

Alleen een bosje bloemen als bedankje

bosje bloemen

Je zal maar 49 jaar voor dezelfde organisatie aan het bed gewerkt hebben en bij een leeftijd van ruim 67 jaar met pensioen moeten met alleen een bosje bloemen als waardering…

In 2018 verbaasde ik me over de reacties op mensen die ontslag namen zonder dat ze al een nieuwe baan op het oog hadden. De blog die ik hier over schreef “Maar je hebt helemaal nog geen nieuwe baan!” is nog steeds één van de best gelezen blogs. Inmiddels zijn we een een aantal jaar verder wordt er zelfs gesproken over de “Great Resignation”: een situatie waarin een steeds groter percentage mensen wereldwijd zijn/haar baan opzegt omdat ze niet blij zijn in hun huidige baan.

Dat kan natuurlijk allerlei oorzaken hebben. Ik hoop dat het vooral te maken heeft met het feit dat we steeds meer gaan nadenken over wat nu echt van waarde is, voor onszelf en voor onze omgeving. Dat je op zoek bent naar jouw talenten en hoe je die op een plezierige manier kan en wil inzetten voor jouw omgeving. Ik hoop ook dat als dat plezier weg is je daar ook wat aan durft te doen. Natuurlijk hoeft dat niet meteen te betekenen dat je meteen ontslag neemt. Er over praten met je omgeving is al een hele mooie stap 1.

Maar wat nou als je jarenlang het werk doet dat je echt leuk vindt, van enorme waarde bent voor je omgeving maar moet stoppen vanwege je leeftijd, de regels, de CAO? Wat als je eigenlijk niet met pensioen wil vanwege de mensen met wie je samenwerkt, de cliënten die je verzorgt, de mooie contacten die je hebt. Wat als je fysiek nog prima in staat bent om ook na je pensioen nog een aantal nachten een dienst te draaien?

Dan verdien je een werkgever die dit herkent, waardeert en beloont. Die samen met jou onderzoekt wat er wel nog kan. Die zich realiseert dat er iets veranderd is de afgelopen periode en zich daaraan aanpast. Kortom je verdient een werkgever die de waardering voor al die jaren niet alleen uitdrukt in een bosje bloemen en een beschaamd “bedankt” van je huidige teammanager maar dat op zoveel mogelijk andere manieren laat zien!

Stap 1 : Beginnen met schrijven

Beginnen met schrijven

Mijn naam is Ingrid Keestra. Enkele jaren terug, het was denk ik begin 2017, was ik werkloos geraakt en kwam ik in aanraking met De Broekriem (tegenwoordig JobOn). Dit is een organisatie voor wat oudere werkzoekenden met minimaal een hbo-opleiding, die evenementen en activiteiten organiseerden om de tijd zonder werk te vullen met zinnige bezigheden. Deze activiteiten werden georganiseerd door de mensen zelf, in de vorm van een functie als eventmanager. Dat betekende dat je 1x per maand iets organiseerde waar geïnteresseerden aan deel konden nemen. Je moest alles helemaal zelf regelen, dus het was erg goed voor je ervaring, je netwerk, noem maar op. Ik werd al snel zelf ook eventmanager en mocht daardoor ook naar een speciale bijeenkomst voor alle eventmanagers in Nederland, zo’n 75 man. Daar nam ik deel aan de workshop van de Vrije Denkers, en dat heeft heel veel invloed gehad.

Maar eerst iets anders: ik zorgde in die tijd voor mijn moeder die Alzheimer had. Dat deed ik al heel lang en hoewel het echt heel zwaar was, zag ik toch ook mooie dingen. Ik volgde trainingen over hoe ik contact kon maken met mijn moeder, ook al herkende ze mij niet meer, en hoe we samen toch nog mooie momenten konden beleven. Ik zocht online en in boeken naar positieve en bruikbare tips van mensen die hetzelfde meemaakten, maar kon alleen maar technische verhalen vinden, of ervaringen. Dus besloot ik te gaan bloggen, heel persoonlijk maar met de nadruk op het positieve. Daar kreeg ik hele fijne reacties op en toen besefte ik ook: ik kan mensen in dezelfde situatie als ik helpen met mijn ervaringen. Stiekem ontstond toen al het idee om hier een boek over te schrijven, maar ik werd tegengehouden door alle beren op de weg: hoe vind ik een uitgever, hoe breng ik mijn boek onder de aandacht, wat nou als niemand het wil lezen of als ze het een slecht boek vinden? 

Totdat ik bij de Vrije Denkers hoorde over stap 1. Zij zeggen: na stap 1 komt stap 1. Dat betekent dat ik mij helemaal nog niet druk hoefde te maken over wat er ná mijn boek komt; ik kan al gewoon beginnen met schrijven. Dát is stap 1 voor mij. En daarna kon ik evalueren en eventueel aanpassen en toewerken naar de volgende stap 1. Ook hun uitleg van ‘na middernacht’ stond me aan: dat het helemaal geen zin heeft om een planning te maken, omdat het heden veel sneller verandert dan je de toekomst kan plannen. Dat was zo’n opluchting! Dus op de terugweg naar huis zat ik te wachten op mijn overstap op station Arnhem en ik besloot op dat moment: ik ga het gewoon doen!

Dat besluit heeft grote gevolgen gehad. Nu 3 jaar geleden is mijn boek ‘Mantelzorger der liefde’ verschenen en tijdens het schrijven van de laatste pagina’s vond ik ook weer een baan. Na publicatie kreeg ik heel veel vragen voor lezingen en workshops, en ook om een blog te schrijven voor Stichting Mantelzorgelijk. Die blog, dat is ook leuk om te vertellen, bestond uit elke maand een letter van het alfabet, uitgewerkt in een verhaal over mantelzorg. Ook hier staat het positieve centraal. Die blogs heb ik recent gebundeld en zo is mijn tweede boek verschenen: Het Mantelzorger Alfabet. Ik had het nooit kunnen denken dat het zo zou lopen. En dankzij de Vrije Denkers heb ik toch mooi die eerste stap gezet!

Hybride werken vraagt om Hybride werkers!

Hybryde werker

We zijn, nu er steeds meer mag, op zoek naar hoe we het beste kunnen werken: thuis, op kantoor of een hybride vorm hiervan. De focus ligt dan al snel op de techniek en de faciliteiten om dit hybride werken vorm te geven, maar de belangrijkste factor blijft toch echt de mens: de hybride werker

Uit bepaalde onderzoeken blijkt dat maar liefst 70% afwisseling wil tussen werken thuis en op kantoor. Maar hoe gaan we dat inrichten met elkaar? Iedereen vaste dagen, of juist flexibiliteit vragen aan elkaar, of alleen tijdens vergaderingen of juist alleen voor ontmoetingen? Daar worden al flink wat experimenten mee gedaan met mooie inzichten.

Deze vragen houden de bedrijven flink bezig, maar vergeten we niet iets: hoe maken we van onze medewerkers hybride werkers? Voor Corona waren we (vooral managers overigens) ervan overtuigd: bepaalde functiegroepen/mensen kunnen niet goed thuiswerken. Ze worden te veel afgeleid, zijn minder productief en kunnen niet goed overleggen. De Corona-periode heeft vaak het tegendeel bewezen. De meeste mensen bleken prima in staat om werk en privé te combineren: hun privé-rollen werden afgewisseld met hun werk-rollen.

En daarin zit volgens mij een interessante observatie die Sarabeth Berk in deze TED-talk ook maakt: je haalt het beste uit jezelf (en voor bedrijven: uit je medewerkers) als je de rollen niet afwisselt, maar met elkaar mengt. De uitdaging is niet ‘werk-privé balans’ maar ‘werk-privé integratie’. Je vaardigheden uit je ‘privé-rollen’ kunnen een waardevolle aanvulling zijn voor je ‘werk-rollen’. Zoals Berk zegt in haar TED-talk: kaas, brood en salami zijn allemaal lekker, maar als je ze combineert tot een pizza, maak je er pas echt iets lekkers van. Zeker als je je ‘geheime ingrediënt’ (unieke talent) toevoegt, net zoals er pizzatenten bestaan die beroemd zijn om hun unieke pizza-combinaties. 

Zo ontstaat ook de hybride werker. Je mengt je capaciteiten en voegt misschien zelfs iets nieuws toe waardoor je je op jouw eigen unieke wijze meegaat in wat van je gevraagd wordt. Je past je moeiteloos aan veranderende situaties aan en je doet wat nodig is in plaats van wat gevraagd wordt. Kortom, met hybride werkers wordt het hybride werken pas echt een succes!

Het positieve van exponentiële groei

positieve exponentiële groei

Stel, je hebt net een boek geschreven. Dan wil je natuurlijk dat iedereen het gelijk koopt, leest en zo veel mogelijk mensen vertelt hoe geweldig dat boek is. Of je zet een video online en hoopt dat hij ‘viral’ gaat. Of je geeft een voorstelling en hoopt dat al die mensen die bij je voorstelling geweest zijn ook weer mensen uitnodigen voor de volgende. Kortom, als je iets moois te vertellen hebt of iets uit wil dragen, dan wil je dat het zo snel mogelijk een groot succes is. 

Nou maken we iets mee dat precies dát doet: zo snel mogelijk een groot succes maken van in dit geval zijn voortbestaan. Alleen gaat het hier om het Coronavirus en is, behalve misschien het virus zelf, helemaal niemand blij dat het een succes is. 

Beide gevallen, positief en negatief, zijn een voorbeeld van exponentiële groei, waar we het vaker over gehad hebben. Soms ben je er zelf blij mee en anderen ook, zoals met een mooi boek, video of voorstelling; soms ben je er zelf blij mee maar anderen niet, zoals bij een groot feest in het Vondelpark dat je georganiseerd hebt, of een virus dat gebruik maakt van de menselijke behoefte om veel en dicht bij elkaar te zijn. 

Als je ergens een succes van wilt maken, dan laat je zo veel mogelijk mensen zo veel mogelijk andere mensen vertellen hoe geweldig het is. Dan streef je naar een R>1 en benut je de positieve kracht van exponentiële groei.

Dus, hoe zorg je ervoor dat één persoon minimaal twee anderen ‘besmet’ met jouw positieve boodschap? Wat kun jij doen voor een R>2?

Volg je de regels of de bedoeling?

In elke organisatie zie je twee soorten reacties op regels: zij die ogenblikkelijk de regels induiken om te kijken hoe ze die in hun voordeel uitleggen, en zij die achter de regels de bedoeling proberen te volgen. Mensen uit die eerste categorie nemen rollen wc-papier mee naar huis, omdat er in de regels wel staat dat je geen kantoorbenodigdheden mee mag nemen maar niets gezegd wordt over WC-rollen. Mensen uit de tweede categorie begrijpen dat het de bedoeling van de regels is om duidelijk te maken dat je niet zomaar alle bedrijfseigendommen mee naar huis neemt. 

Eenzelfde reactie zien wij veel met de huidige Coronamaatregelen. Natuurlijk, ze zijn voor niemand leuk en liefst zouden we willen dat die maatregelen er niet waren. Maar er zit een bedoeling achter die maatregelen, en het gaat erom dat je als burger die bedoeling begrijpt, en de regels volgt om die bedoeling – het hogere doel – te dienen. Zo zagen we onlangs een eerste categorie voorbeeld van een school met een horecaopleiding die als een kameleon meebeweegt met de voorgeschreven maatregelen en de bedoeling uit het oog verloor. In ‘normale tijden’ heeft deze horeca-opleiding namelijk zowel een scholings- als een restaurantfunctie. Als de horeca dicht moet, dan ben je ineens gewoon school en kun je gasten blijven bedienen. Je bent immers een opleiding en geen horeca. Dat daarmee voorbijgegaan wordt aan de bedoeling van minder contact en hoger besmettingsrisico doet er dan blijkbaar even niet toe.  Of een pilatestrainer die – als sportscholen moeten sluiten – zich plotseling in de categorie van fysiotherapeuten bevindt. In beide voorbeelden worden de regels naar eigen hand gezet en wordt de bedoeling onrecht aangedaan.

Het is tegelijkertijd begrijpelijk: je zoekt naar kansen en manieren om als persoon of bedrijf te overleven. Maar als je daarmee de bedoeling – namelijk het virus de pas afsnijden – niet dient, dan gaat er simpelweg iets niet goed. Zo ook binnen je organisatie, zonder duidelijke bedoeling is de kans groot dat regels teveel aandacht krijgen, verkeerd worden uitgelegd of worden toegepast, en kom je niet uit op waar je met elkaar naar toe wilt.

Kortom blijf kijken hoe jouw interpretatie van de regels de grotere bedoeling dient. 

Achterstand onderwijs enorm!

Recent stuitte ik op een artikel over een onderzoek naar online lesgeven. Ik heb het artikel met stijgende verbazing gelezen. Niet alleen vanwege de manier van schrijven, met de nadruk op wat er niét goed is aan online lesgeven (38% denkt een achterstand te hebben – dat betekent dus 62% niét), maar vooral ook om de inhoud. Ik zie een opvallende parallel met de pre-Corona visie op thuiswerken: medewerkers die zeiden ‘het kan niet, ik ben te snel afgeleid thuis’ en managers die zeiden ‘mijn medewerkers moeten wel aanwezig zijn anders zie ik niet of ze wel aan het werk zijn’. Nu, ruim drie maand in de Coronacrisis weten we allemaal dat het voor het grootste deel van de werkende mensen wél gaat en dat velen er zelfs blij mee zijn.

Even terug naar het artikel. Het suggereert dat leerlingen maar beter niet online les kunnen krijgen, want ze gaan andere dingen doen tijdens de les, vragen niet om extra uitleg en krijgen te weinig structuur. Als diezelfde leerlingen dan later de gevolgen van hun keuzes ervaren zijn ze verbaasd (lees: ‘De consequenties zie ik pas nu ik een 4 heb gehaald voor wiskunde’). Leren we dat op school? Dat je geen verantwoordelijkheid hoeft te nemen voor je eigen keuzes, dat docenten er zijn om structuur aan te reiken en te handhaven? Hebben we echt liever dat leerlingen ‘op locatie’ (lees: op kantoor) zijn zodat docenten de leerlingen dan wel goed in de gaten kunnen houden? Wat kunnen we dan verwachten na hun opleiding? Ze weten dan niet beter dan dat ze ‘naar kantoor’ moeten komen en structuur en opdrachten aangereikt krijgen door hun managers. En als de resultaten uitblijven ligt dat niet aan henzelf, maar aan de gebrekkige aansturing. 

Ik snap heel goed dat de meeste leerlingen liever weer naar school willen; je ziet je vrienden weer in het echt, er is wellicht meer toezicht en thuis kun je als gezin ook best op elkaars lip zitten na zo’n lange tijd samen in huis… maar wat kunnen we nog leren van de afgelopen periode? We kunnen en moeten niet terug naar hoe het was, vroeger was echt niet alles beter! Iedere school heeft tot taak om de leerlingen klaar te stomen voor een passende plek in de maatschappij, en juist die maatschappij is de afgelopen maanden enorm veranderd. Dus als leerlingen moeite hadden met het invullen van hun nieuwe vrijheid moeten we juist daarbij helpen. Zo kunnen we die achterstand die sommige leerlingen ervaren op het ene gebied misschien toch gaan compenseren met een voorsprong op een ander gebied. Doen we dat niet dan heeft niet alleen de leerling maar vooral het onderwijs een enorme achterstand opgelopen! 

bron illustratie: Katja Hermann

Vroeger was niet alles beter!

‘We mogen eindelijk terug naar hoe het was’ hoor je overal. We lijken daarbij vooral de nadelen te zien van de huidige situatie (sociale afstand, beperking van vrijheid, te hoge werkdruk of juist te weinig werk) en gaan voorbij aan dat wat we in hele korte tijd ook bizar veel leren en geleerd hebben. 

Waar wij een gemiste kans zien is dat, nu de regels versoepeld worden, we alles weer bij het oude willen hebben, zonder te behouden wat wel heel goed werkt in deze tijd. Wij werken met onze ‘na stap 1 volgt stap 1’-methode continu met een simpele evaluatie: ‘wat nemen we mee, wat laten we achter, wat voegen we toe?’

Twee voorbeelden:

Bedrijven zijn nu bezig om zich klaar te maken voor de anderhalve-metersamenleving, vanuit het idee dat straks zoveel mogelijk mensen weer op kantoor gaat werken. Maar waarom niet de huidige situatie als uitgangspunt nemen en het kantoor daarop aanpassen. Bijvoorbeeld door deze omgeving ook binnen de huidige regels geschikter te maken voor sociaal contact, als ontmoetingsplek voor zakelijke en/of sociale contacten. De voordelen van de huidige manier van werken proberen te combineren met de voordelen van een kantoor. Focuswerken, eigen tijd indelen, kortere vergaderingen en geen reistijd – dat neem je mee, sociale afstand laat je achter en het kantoor als ontmoetingsplek voeg je toe.

Scholen richten zich in op ‘om de dag’-onderwijs en zijn onderweg naar “regulier onderwijs”. Ik hoop dat dat een gezamenlijke zoektocht tussen leerkracht-ouder en kind wordt om te ontdekken welke combinatie van digitaal en ‘in de klas’ het beste past. We gaan uit van ‘onderwijs op afstand’ en voegen zoveel mogelijk ‘in de klas’ onderwijs toe.

“Het nieuwe normaal” betekent in onze ogen vooral anders werken en leven. Niet een ‘vroeger was alles beter’ idee vasthouden, maar evalueren van wat inderdaad beter was in combinatie met wat we nu allemaal geleerd hebben dat de moeite van het behouden waard is. En dus iedere dag opnieuw bekijken wat werkt en wat niet werkte en op basis daarvan snel je volgende stap 1 zetten. Zo wordt iedere volgende dag een beetje beter dan de vorige.

“Nee” is ook een antwoord!

Vorige week waren we in gesprek met een bedrijf waar we al een tijdje mee samenwerken. Het is een mooi bedrijf met maatschappelijke waarde. Het gaat erg goed met het bedrijf: zo goed dat ze enorm groeien en het eigenlijk niet goed meer aankunnen. Maar nee zeggen is geen optie: vanuit een passievolle intrinsieke motivatie willen ze zo veel mogelijk mensen helpen. 

Het deed me denken aan de houthakker die tot diep in de nacht bezig was omdat hij geen tijd had om zijn bijl te slijpen:

Een houthakker trekt het bos in met een grote opdracht om honderden bomen om te hakken. Hij begint enthousiast en werkt hard door. Dan komt een voorbijganger langs die tegen hem zegt: “Joh, waarom gebruik je geen kettingzaag? Dat gaat veel sneller.” Het antwoord van de houthakker is dat hij geen tijd heeft om te leren met een kettingzaag te werken: hij is te druk. Ondertussen wordt zijn bijl steeds botter en moet hij steeds harder werken om op tijd klaar te zijn. Tijd om zijn bijl te slijpen heeft hij ook al niet. Terwijl al die tijd de oplossing aan zijn voeten ligt….

Wie alleen maar werkt IN zijn bedrijf, komt niet toe aan het werken AAN z’n bedrijf. Jezelf verbeteren, nieuwe dingen uitproberen die je werk makkelijker, beter of sneller maken… Er zijn altijd wel oplossingen waar je goed mee geholpen bent, maar je moet wel de tijd nemen om ze te leren kennen én ermee te experimenteren. Nee is immers ook een antwoord: op korte termijn kun je dan misschien iets minder mensen helpen maar op langere termijn des te meer.

zie ook “Alleen nee zeggen is niet genoeg

Geef, alsof het je laatste dag is

Laatst mocht ik (Patrick) voor de stichting Present (waar ik zelf ook al een aantal jaar actief ben) een bijeenkomst in goede banen leiden. Sprekers als Ben Tiggelaar en Herman Zondag (AFAS) hielden die avond inspirerende lezingen. Een avond vol mooie verhalen en inzichten waarbij de afsluitende tip van Herman extra bij mij binnen kwam: “Geef alsof het je laatste dag is”. Het sluit mooi aan bij onze filosofie ‘na stap 1 komt stap 1’ – maak geen plannen voor volgende week als dit je laatste dag kan zijn. Wees zo veel mogelijk in het hier en nu, en geef wat je hebt te bieden. 

Tegelijkertijd merkte ik dat er enkele mensen in de zaal zaten die verwachtingen hadden van wat die avond ze op langere termijn kon geven. Terwijl het voor mij ging om de bijeenkomst zelf, het hebben van een mooie ontmoetingen op dat moment, en niet ook voor volgende week. 

Geef, alsof het je laatste dag is staat voor mij niet alleen voor het hebben van geen verwachtingen (denk aan de geluksformule van Mo Gawdat) en ‘na stap 1 komt stap 1’, maar vooral ook voor het vanzelfsprekend naar elkaar om kunnen zien. Geven, zonder verwachtingen of verplichtingen. Niet halen, niet opdringen, maar gewoon vanuit je authentieke zelf geven. 

Credits foto: Anthea van den Berg-Koopman

Ervaringen van ons publiek

We krijgen zoveel leuke en bemoedigende reacties na afloop van onze workshops dat we de komende periode aan aantal van deze ervaringen willen delen. We doen dat bij wijze van experiment in eerste instantie in interview-vorm. Eens kijken wat deze stap 1 voor gevolg heeft.

Neem toch wat pepernoten!

pepernoten

Kennen jullie dat? Je hebt een zakje pepernoten gekocht en legt deze ergens op tafel. Ongeopend kan dit zakje daar uren, misschien wel dagen liggen. Maar heb je ‘m eenmaal open gemaakt, dan is de kans dat ie binnen enkele uren (of sneller) helemaal leeg is behoorlijk groot.

Veel mensen die bij ons in een workshop zitten, gaan niet echt aan de slag met wat we vertellen. Ze voelen zich misschien even geïnspireerd, waarderen de inzichten en tips, hebben een leuke workshop maar gaan naar afloop weer over tot de orde van de dag. Zij laten het zakje dicht zitten. 

Ongeveer 9% van de mensen die bij onze workshop aanwezig zijn, gaan misschien wél aan de slag. Zij voelen het kriebelen, hebben misschien al een stap gezet en herkennen zich in de inzichten die we geven. Wij maken het zakje voor ze open om ze te verleiden wat pepernoten te pakken. We gaan ze niet dwingen: ze moeten het zelf doen. De 1% van de aanwezigen die nog over is, die gaat hoe dan ook verder met wat we aanreiken en weet het zakje pepernoten probleemloos te vinden. Soms bieden ze ook anderen wat pepernoten aan. 

De mensen die niet willen, daar hoef je geen energie aan te geven. In onze nieuwste workshop Hoe dan? Doe dan! richten we ons vooral op de 9% die wel verder wil maar misschien wel wat hulp kan gebruiken. De 90% die niets doet met wat we aanreiken heeft niets aan ons ‘open zakje pepernoten’. Maar de mensen die weten hoe lekker onze pepernoten zijn, en die alleen maar een open zakje nodig hebben om verder te kunnen, die mensen willen we graag helpen.

Zelfsturing werkt niet

Afgelopen week raakte ik in gesprek met iemand die mopperde dat hij net die middag plotseling een afspraak voor de dag erna in z’n agenda geschoven had gekregen. Het ging om een overdracht van een collega die twee maanden daarvoor al z’n ontslag had ingediend. Hij had het nog zo gezegd, vertelde de man, dat z’n manager de overdracht snel moest regelen. En nu dit. 

Maar dit is natuurlijk niet alleen een probleem voor de manager. Het probleem is dat die manager er is, waardoor niemand iets uit zichzelf onderneemt, maar wacht tot de manager iets doet. De man die ik sprak had twee maanden geleden al het probleem geconstateerd, maar zelf niets gedaan. Want daar was immers de manager voor. 

Toch los je het probleem ook niet op door de manager weg te laten: wat we noemen ‘zelfsturing’. Een nieuwe structuur zonder managers legt vaak vooral het onderliggende probleem bloot – het onvermogen om verantwoordelijkheid te nemen.

Dat is niet alleen omdat mensen het niet kunnen, maar ook omdat ze het niet willen. Zelfsturing is meer-dimensionaal en het gaat niet alleen om een nieuwe structuur. Het gaat ook om het creëren van een fysieke en sociale omgeving waarin zelfsturing aangemoedigd wordt, en om het aanbieden van de juiste kennis en vaardigheden om zelf besluiten te nemen. 

Het klopt dat het nemen van verantwoordelijkheid in een organisatie ontzettend moeilijk is. Maar als je wilt doen wat nodig is, als je vrijheid en flexibiliteit wilt ervaren, dan gaat dat niet zonder het nemen van verantwoordelijkheid. En dan werkt zelfsturing wel.

Wij ‘mogen’ weer werken!

De vakantie is voor velen weer voorbij en in Nederland is het nieuwe schooljaar weer begonnen. Dat betekent ook veel openingsactiviteiten van het schoolseizoen waar wij meer dan eens voor worden gevraagd om de aftrap te doen. Afgelopen week mochten het schooljaar starten voor een groep docenten van een middelbare school – we waren uitgenodigd om “Doen is de beste manier van denken” te doen. Een welkome afwisseling want de laatste tijd zijn we met name bezig geweest met onze nieuwste workshops “Zoek het zelf lekker uit” en “Hoe dan? Doe dan!”.

In “Doen is de beste manier van denken” laten we altijd de creativiteitsindex zien. Op je vijfde ben je op je creatiefst, daarna gaat het rap achteruit en pas rond je 65ste zie je weer een pijltje omhoog. Als we dan vragen aan het publiek wat een reden zou kunnen zijn waarom na het pensioen de creativiteit weer omhoog gaat, horen we vaak: “omdat je dan gaat doen wat je leuk vindt”. Dat gebeurde nu ook weer en het zette ons aan om deze blog te schrijven: er zijn blijkbaar nog erg veel mensen die niet doen wat ze leuk vinden en het gevoel hebben weer aan het werk te ‘moeten’. Gelukkig zijn er ook veel mensen die blij zijn dat ze weer aan het werk mogen. Voor de sessie begon kwam er bijvoorbeeld een docent naar ons toe die aangaf erg veel zin te hebben om eindelijk weer aan het werk te gaan. Zes weken vakantie was wat hem betreft veel te lang! 

Natuurlijk is het onderscheid tussen ‘moeten’ en ‘mogen’ bij docenten niet anders dan bij alle andere beroepsgroepen in Nederland. En er zit ook een grote groep mensen tussen die noch het een, noch het ander vindt. Wat voor ons de doelgroep van docenten wel anders maakt, is dat zij in onze ogen een enorme inspiratiebron voor hun leerlingen zijn (of in elk geval zouden moeten zijn).

In “Doen is de beste manier van denken” vertellen wij ook over ‘na middernacht’, en hoe anders de maatschappij nu is dan enkele deccenia geleden. We moedigen iedereen aan het einde van de sessie ook altijd aan om één ding van al het gehoorde, ervarene en beleefde zo snel mogelijk zelf toe te passen. Bij het onderwijs onderstrepen we dat zij een extra verantwoordelijkheid dragen om hun leerlingen voor te bereiden op alles wat komen gaat.

En eigenlijk beperkt zich dat niet alleen tot docenten. Iedereen is in zekere zin verantwoordelijk voor een eigen toepassing én voor de omgeving waarin hij/zij zich bevindt. Als leidinggevende, maar ook als collega’s onderling op een afdeling of zelfs zzp’ers en hun netwerk.

Dus als jij ook weer ‘moet’ kijk dan vooral of je het leuker kan maken, in eerste instantie voor jezelf. En als je weer ‘mag’ zie dan in elke dag een mogelijkheid voor jezelf én voor anderen om het werk nog betekenisvoller te krijgen door zowel de bedoeling weer scherp te krijgen als een stap 1 te zetten in de richting van die bedoeling.

Veel werkplezier toegewenst!

Ben je benieuwd naar onze nieuwe workshops? Woensdag 20 november 2019 geven we ’s-avonds in ’s-Hertogenbosch beide workshops voor een aantal relaties. Stuur een van ons even een mail/app dan zorgen we dat je er ook bij kan zijn!

“Laat bloeien” deze zomer

Voor veel mensen is de zomer een periode waar ze het hele jaar naar uitkijken, omdat ze dan weer een paar weken op vakantie mogen. Hè lekker, hoeven we even niet te werken. Vaak zijn de eerste drie dagen van de vakantie ook echt nodig om bij te komen, van het werk. Hoe komt dat toch?

Hoewel we niet voor iedereen antwoord kunnen geven, denken we dat voor veel mensen geldt dat ze niet doen waar ze echt gelukkig van worden. Ze hebben een baan die misschien wel goed verdient of status oplevert. Of ze denken dat ze niet de goede opleiding hebben voor hun echte droombaan. Of het ergste: ze denken dat ze te oud zijn.

Maar het is nooit te laat om te bloeien. Vanaf het moment dat we naar school gaan, worden we gedwongen om alle stapjes in een vooraf bepaald ritme te zetten: na de basisschool kies je een schoolnivo, dan een profielkeuze met daarin je eindexamenvakken, de vervolgstudie, de eerste baan en het bijbehorende functieprofiel… Maar dit ritme is lang niet voor iedereen geschikt. Het zorgt ervoor dat je nauwelijks tijd krijgt om elke keer opnieuw jezelf af te vragen: waar word ik écht blij van?

Dus doe het deze zomer anders: word een laatbloeier. Ook als je nog jong bent. Laat deze zomer bloeien waar je echt plezier in hebt. Ga na hoe je dat in je werk kunt integreren. Het mag best iets heel kleins zijn, maar zorg dat je ook op je werk elke dag met plezier doet wat je doet. En lukt het niet in je werk? Doe het dan in ieder geval in je vrije tijd, of zoek naar een baan waar je wel van gaat bloeien. Zorg dat je open staat voor wat er op je pad komt, zodat je vol overtuiging ‘ja’ kunt zeggen tegen de juiste dingen!

Wat neem je mee?

Wat neem je mee

De vakantieperiode is weer aangebroken en dus zijn velen van ons bezig met de vraag “Wat neem ik mee”. Wij stellen onszelf die vraag echter continu, niet alleen bij het inpakken voor een vakantie.

Sinds enige tijd hebben wij een nieuwe workshop, die we nu een aantal keer hebben gedaan. En de eerste keer verschilde enorm van de laatste keer. Niet één workshop was precies hetzelfde. Waarom? Omdat we samen elke keer zo scherp mogelijk evalueren, gelijk na iedere workshop, en kijken naar wat we mee kunnen/moeten nemen. Continue evaluatie, niet om een plan aan te passen – want we hebben geen plan – maar om een zo goed mogelijke nieuwe stap 1 te zetten.

Na stap 1 komt immers een nieuwe stap 1. Met de bedoeling scherp voor ogen is het vooral kijken wat je meeneemt van je huidige stap 1. Daarom evalueren wij gelijk na elke workshop en zien we dit als een continu proces. De volgende workshop – de volgende stap 1 – is daarom nét even anders. Als we weken zouden wachten met de evaluatie (of nog langer zoals zo vaak gebeurt met projecten en plannen) dan zijn we het gevoel en de details allang kwijt. Juist die details maken het mogelijk om de kleine aanpassingen te doen die vaak het verschil blijken te zijn.

Ook met de mensen voor wie we de workshop geven evalueren we snel. Die feedback is voor ons erg waardevol, omdat we daarmee kunnen toetsen of dat wat we kwijt willen ook goed aankomt bij onze toehoorders. Zouden we met deze evaluaties te lang wachten, dan ontnemen we onszelf de kans om de oprechte – want spontane – mening van de mensen voor wie het doen te horen.

Elke keer vragen we onszelf dus vooral af: wat nemen we mee, wat laten we achter en wat voegen we toe? Daardoor is onze volgende workshop iedere keer nét even anders dan de vorige. 

Heb jij ook zo’n jeuk?

Laatst hoorde ik (Patrick) Gary Vaynerchuk praten over ‘Scratch your own itch’, in goed nederlands “krab je eigen jeuk”. Zijn uitleg was dat je datgene moet doen waar JIJ jeuk van krijgt. Dat sprak ons aan: niet alleen maar andermans jeuk ‘herkennen’, maar vooral aan de slag met je eigen jeuk. En dat kan negatief en positief! 

Stel, je ergert je aan iets (negatieve jeuk). Als je vindt dat het anders moet maar het ligt buiten je invloed, dan moet je er geen energie aan besteden en dus proberen de jeuk te negeren. Maar als je wél invloed hebt, dan moet je er ook iets mee doen, en zorgen dat de jeuk verdwijnt: keuzes maken, actie ondernemen, iets doen.

Positieve jeuk bestaat ook en uit zich in de vorm van een kriebel. Veel mensen negeren die kriebel, maar wij vinden dat je juist met die kriebel ook iets moet doen. Heel lang hebben wij, voordat we Vrije Denkers werden, vooral geprobeerd de negatieve jeuk weg te halen. Zo hebben we tijdens onze loonslavernij onder andere het beoordelingsgesprek afgeschaft en onze manager ‘ontslagen’ (link). Dat maakt het werk wel leuker, maar echt gaaf werd het pas toen we onze positieve jeuk, onze kriebel, gingen volgen. Want waar wij echt energie van krijgen is mensen inspireren met prikkelende presentaties. Dat was een flinke kriebel die heeft geleid tot waar we nu staan!

De illusie van kennis

Onlangs lazen we over een interessant psychologisch experiment van de Universiteit van Liverpool met een groep mensen aan wie gevraagd werd hoe hoog ze zichzelf zouden inschatten met betrekking tot hun kennis van de werking van fietsen. Op een schaal van 1 tot 7, waarbij 1 ‘niets’ was en 7 ‘alles’, schatten de meeste mensen hun kennis van fietsen redelijk hoog in. Vervolgens kregen ze de vraag om een technische schets van een fiets verder in te tekenen en de verschillende onderdelen te verbinden. Deze tekeningen werden door de kunstenaar Gianluca Gimini in een 3D tekening omgezet en toen bleek al snel dat de meeste fietsen onmogelijk de weg op zouden kunnen.

Opvallend is dat vooral de mensen die dachten dat ze wel wisten hoe een fiets werkt – die zichzelf een hoog cijfer hadden gegeven – er behoorlijk naast zaten met hun tekeningen. Een ketting die twee wielen verbond, of juist nergens aan vast zat. Een stuur dat aan het frame zat en dus niet kon draaien. Vaak denken we precies te weten hoe iets in elkaar steekt – en zitten we er mijlenver naast.

Wij noemen dit de illusie van kennis. Hoe meer je denkt te weten, hoe minder je ervan uit moet gaan dat je het weet. Al eerder schreven we over ‘na middernacht’ en dat is ook wat we hier bedoelen. De veranderingen gaan zo snel, veel sneller dan we bij kunnen houden, dat elke wetenschap, elk feit achterhaald kan zijn op het moment dat jij denkt er alles van te weten. Daarom zeggen we ook:

“Het ergste is niet dat je iets niet weet
maar dat je denkt het zeker te weten!” 

Waarom zijn meisjes nooit de held?

Ik (Patrick) kreeg laatst een boek cadeau: Bedtijdverhalen voor rebelse meisjes. Een prachtige verzameling van korte verhalen over heldinnen door de eeuwen heen – beroemd (Michelle Obama, Serena Williams, Amelia Earheart) en minder bekend. Ik heb het aan mijn dochter van 9 gegeven en sindsdien leest ze iedere avond in het boek. Haar lievelingsverhaal is van een Mexicaans meisje dat graag arts wilde worden, in een tijd en in een land waar meisjes niet mochten studeren. Zij schreef een brief aan de president dat zij vond dat meisjes ook zouden mogen studeren en de president was het met haar eens. Na haar studie bleek ze geen examen te mogen doen en opnieuw schreef zij de president. Ook nu was hij het met haar eens en hij was zelfs op haar afstuderen. Zij was Matilde Montoya, de eerste vrouwelijke arts in Mexico.

Dit verhaal, en alle andere verhalen in het boek, inspireren meisjes als mijn dochter om de heldin te worden in hun eigen verhaal. Het is, ook voor ons, een inspiratiebron voor dogmavrij opvoeden. Het boek Bedtijdverhalen voor rebelse meisjes is ook op die manier ontstaan. Twee moeders verwonderden zich over het gebrek aan boeken voor hun dochters waarin meisjes de hoofdpersoon zijn (zoals Pippi Langkous). Als experiment gingen zij een bibliotheek binnen en zochten aan de hand van enkele vragen naar boeken met meisjes in een hoofdrol. Dat bleken er zo weinig, dat ze hun eigen boek schreven – en met succes. Inmiddels is er een deel 2, die mijn dochter met stip op haar verlanglijst heeft staan. 

We vertellen onze kinderen dat ze alles kunnen worden wat ze willen. Maar is dat wel zo, als we ze blijven voeden met vooroordelen? Onze kinderen zijn helemaal goed zoals ze zijn. Ze ZIJN immers al iemand.

“Wat wil je later worden?” vroeg de juf.‘
t Was in de derde klas.
Ik keek haar aan en wist het niet.
‘k Dacht dat ik al iets was
(Toon Hermans)