‘Wie de baas is mag het zeggen’ of ‘wie het weet mag het zeggen’?

Stel, je richt een nieuwe organisatie in. Het eerste wat bij de meesten op komt is een model waarbij je een gestructureerde indeling in lagen hebt en een functioneel sturingsmodel. Of je hebt gehoord van nieuwere organisatievormen en het succes van Jos de Blok of Ricardo Semler, en je besluit om de hiërarchie los te laten en in te zetten op een meer chaordische organisatie met vooral horizontale relaties en minimale structuur. Andersgezegd ga je voor hierarchie waar ‘wie de baas is mag het zeggen’ of voor een vrijere structuur waar ‘wie het weet mag het zeggen’ geldt.

In bedrijvenland wordt vaak gekozen voor de één of de ander (en wat vaker voor de één), en dat snappen we ook wel. Zeker bedrijven die gericht zijn op productie of op voorspelbare eindkwaliteit van hun producten, lijken het meest baat te hebben bij een meer hiërarchische organisatievorm. Een enkele organisatie durft het aan om beide modellen tegelijkertijd te hanteren. Hierbij krijgt de afdeling communicatie, innovatie of business development de vrijere vorm en ICT, administratie en productie meestal de wat striktere organisatievorm.

Onderzoek wijst uit dat de meest duurzame organisatie ontstaat als je kiest voor een tussenvorm. En dan een tussenvorm met net iets meer vrijheid dan hiërarchie. De ideale verhouding ligt op 1/3 top-down en 2/3 bottom-up. Oftewel een minimale structuur voor maximale flexibiliteit.

Toch zien we dat nog vaak gekozen wordt voor een oude vertrouwde ‘command en control’-structuur in een bedrijf. Dat heeft in het verleden goed gewerkt, maar met een snel veranderende wereld, merken we dat deze bedrijven niet snel genoeg kunnen meebewegen met de veranderende vraag. De hiërarchische structuur mist flexibiliteit, met als gevolg reorganisatie op reorganisatie.

Een geheel chaordische organisatie zal echter ook snel sneuvelen. Niet door gebrek aan flexibiliteit, maar juist door gebrek aan structuur. Ze missen efficiency en doelgerichtheid.

Het ‘levensvatbaarheidsvenster’ van organisaties ligt op een gezonde verhouding van 1/3 structuur en 2/3 vrijheid. Dit zien we nog weinig in bestaande organisaties, hoewel wel steeds meer bedrijven hiermee experimenteren, door bijvoorbeeld bepaalde afdelingen flexibeler in te richten zoals eerder genoemd, of door werknemers een deel van hun tijd aan eigen projecten te laten besteden.

We zijn benieuwd of er meer voorbeelden zijn van organisaties die meer durven loslaten dan vasthouden!

Minimale structuur voor maximale vrijheid

Wie ons een beetje volgt met onze blogs, weet al dat wij sterk voorstander zijn van diplomavrij leren. Wij worden blij van scholen die kinderen stimuleren in hun creativiteit, vragen laten stellen en zelfstandig laat nadenken. Ook wij hebben kinderen, dus een schoolkeuze en -richting is voor ons een actueel en belangrijk thema.

Het eerste dat opvalt is dat de keuze in scholen groot is. De keuze is niet alleen in afstand, sociale context of toelatingsbeleid, maar ook in inhoud. Tussen maximale vrijheid en maximale structuur zitten scholen die kunstzinnige expressie centraal stellen, die filosofie als belangrijkste vak geven, of die bepaalde religieuze waarden vertegenwoordigen. Tegelijkertijd wordt bij alle scholen, zuiver vanuit hun functie als school, de intrinsieke motivatie van kinderen om te doen waar ze op dat moment zelf zin in hebben, omgebogen naar extrinsieke motivatie binnen de schoolstructuur.

Hierin schuilt voor ons als Vrije Denkers iets dualistisch. Vanzelfsprekend is het belangrijk dat kinderen structuren en systemen leren begrijpen – zo is de maatschappij immers grotendeels ingericht. Tegelijkertijd is dat voor ons geen vaststaand gegeven: waarom zou dat niet kunnen veranderen? Kleine kinderen maken nu voortdurend keuzes op basis van het moment, waarbij de eigen verbeelding, nieuwsgierigheid en creativiteit leidend is. Spelen heet dat. Vervolgens gaat die verbeelding mede gevoed worden door het systeem dat school heet. Als kleintjes maken ze keuzes in vrijheid, later als scholier vanuit een prestatie- en beloningssysteem dat bepaalde acties goedkeurt en andere acties afkeurt. En wordt een hele dag vanzelfsprekend spelen teruggebracht naar twee keer een half uurtje spelen en gaat de rest van de tijd op aan de meer structurele en cognitieve aangelegenheden.

En diezelfde scholieren wordt later verweten dat ze onvoldoende initiatief tonen, te weinig ondernemend zijn, te weinig nieuwsgierig zijn en onderzoekend gedrag vertonen. Te weinig verantwoordelijkheid nemen en zich te afhankelijk van ‘het systeem’, ‘het proces en de procedures’ hebben gemaakt. Te weinig spelen, te weinig durven, te weinig fouten maken.

Kinderen doen iets vanuit hun natuur. Hun nieuwsgierigheid. Hun intrinsieke motivatie. En welke school daar nu beter of minder goed bij aansluit is bijzonder lastig vooraf vast te stellen. Gelukkig hebben we in Nederland veel keuze en is het de moeite waard om goed onderzoek te doen en in te schatten welke minimale structuur voor maximale flexibiliteit en ontwikkeling zorgt voor het kind. En dan is het gewoon doen. Uitproberen, Ondervinden wat werkt en niet werkt want ook hierin is ‘doen is hier de beste manier van denken’.

Stop met het corrigeren van je fouten!

Er is veel onderzoek naar de gevolgen van fouten. “Van fouten moet je leren”, “fouten maken moet” en “fouten maken dat je groeit”. Allemaal waar, maar wat ze over het hoofd zien is wat het met je doet nadat je een fout maakt. Je eigen schuldgevoel, de druk van de omgeving om je fout te verbeteren en vooral de emotie die erbij komt kijken, maken vaak dat je enorm je best gaat doen om de fout te corrigeren.

Vaker wel dan niet levert dit extra en onnodige fouten op. Je gaat namelijk door vanuit een negatieve emotie (ergernis over je domheid, schuldgevoel over wat je fout voor anderen betekent, het willen terugwinnen van verloren respect) en dat maakt dat je niet ontspannen bent. Het risico op nieuwe fouten is dan groot. Geforceerd herstellen maakt je kwetsbaar.

Je blijft hangen in die emotie en daar heb je de hele dag last van. Hoe vaak zeg je niet tegen jezelf op zo’n moment “Nou, dat belooft wat voor vandaag”, “Er zullen nog wel meer dingen misgaan” of “De wet van Murphy – nu gaat alles fout…” Als je enorm gaat nadenken over hoe je een fout moet corrigeren, dan zit je alleen maar in je hoofd. Te denken.

Wat moet je dan wel doen? Niet de fout herstellen, maar vergeten. Accepteren dat de fout gemaakt is, je kunt ‘m niet meer ongedaan maken. Doorgaan vanuit de ontspanning houding van aanvaarding maakt dat je je weer kunt richten op de bedoeling. Dus niet te veel denken. Gewoon doen. Want… doen is de beste manier van denken.

Ontwerp niet voor gemiddelden, maar voor uitersten.

In de vroege 18e eeuw hield de Belgische astronoom Adolphe Quetelet zich sterk bezig met ‘gemiddelden’. Hij schreef er zelfs een boek over: The Average Man. Niet iedereen is bekend met de Quetelet index, maar de BMI-index die daaruit voortkwam is bij meer mensen bekend. Quetelet verhief de perfect gemiddelde mens tot een soort supermens, bijna godsbeeld.

In 1982 zat ik in militaire dienst en werd ik op basis van mijn lichaamslengte uitverkoren om tankchauffeur te worden. De cockpit van een tank bleek gemaakt op mensen met precies die lengte: groter, dan paste je niet en kleiner, dan kon je nergens bij.

Ik herinnerde mij dit verhaal toen ik las over Gilbert S. Daniels, die in de jaren ‘40 ‘50 van de vorige eeuw onderzoek deed naar de oorzaak van het steeds vaker neerstorten van gevechtsvliegtuigen van de Amerikaanse luchtmacht. De standaard cockpit van dat gevechtsvliegtuig, ontworpen in 1926, was gemaakt op een ‘gemiddelde’ gevechtspiloot. Daniels deed onderzoek bij 4063 gevechtspiloten en de schokkende constatering was dat geen enkele piloot aan dat gemiddelde voldeed. Echt niemand paste dus goed, waardoor cruciale instrumenten op cruciale momenten niet bediend konden worden. Dit leidde tot een nieuwe ontwerpfilosofie bij de luchtmacht: ontwerp niet voor gemiddelden, maar voor uitersten.

Hoe mooi was het geweest als we die filosofie nog steeds in de praktijk brachten. Loop een willekeurig klaslokaal binnen en zie al die eenvormige stoeltjes, ondanks de verschillende leerlingen. Woon een les bij en zie dat alle leerlingen, ongeacht cognitief vermogen, snelheid en leerstijl, dezelfde les krijgen. Lees een citotoets en besef dat ons schoolsysteem nog grotendeels ingericht is op gemiddelden. Niet op uitersten.

Loop dan een willekeurig bedrijf binnen en woon een functioneringsgesprek bij. Mij werd tijdens dergelijke gesprekken steeds weer gezegd dat ik mij moest richten op het verbeteren van die vaardigheid die onder het gemiddelde lag en dat wat ik goed kon, maar wat moest gaan temperen! Wist ik toen maar wat ik nu weet.

Pas toen wij voor onszelf begonnen, hebben wij ons onder de gemiddeldheidterreur vandaan weten te worstelen en doen wij waar wij goed in zijn en vragen wij anderen te doen waar zij goed in zijn. Hoe simpel kan het zijn.

O ja, en weet je hoe de gemiddelde mens eruit ziet als je alle kenmerken zou optellen en weer delen. Die gemiddelde mens heeft een gele huid, kroeshaar, blauwe ogen, is 1,38 m lang (kinderen zijn immers ook mensen), is onverstaanbaar en heeft één borst, één bal en twee handicaps. Oftewel, de gemiddelde mens? Vergeet het maar, die bestaat niet.

‘Er klopt iets niet aan jou!’

er klopt iets niet

Die opmerking kreeg ik 15 jaar geleden te horen van een collega toen ik nog in loondienst werkte bij een groot IT-bedrijf.

En als iemand zoiets tegen je zegt, dan ben ik  gelijk geïnteresseerd. Wat klopt er dan niet? En als het antwoord dan is ‘Omdat iedereen jou aardig vindt’, dan ben ik helemaal getriggerd. Ik dacht aanvankelijk dat het wel een goede ‘eigenschap’ was, maar na zijn toelichting dacht ik daar anders over.

Zijn denklijn was dat als iedereen je aardig vindt, je niet echt ergens voor gaat. Want als je écht ergens voor gaat, dan verdeelt je netwerk zich automatisch in een groep mensen die met je meegaan, en een groep die je niet langer wil of kan volgen.

Die opmerking ‘Er klopt iets niet aan jou!’ staat mij nog elke dag bij. En ik denk dat die collega gelijk had.

En wij merken het ook in onze workshops en inspiratiesessies. Waar we voorheen de neiging hadden om onze boodschap bij voorbaat te nuanceren, omdat overal wel een tegenargument voor te vinden is, merken we nu dat juist als we meer stelling nemen er veel meer energie loskomt. In de discussie komt de nuance vanzelf.

De neiging om door iedereen aardig gevonden te worden is een hele natuurlijke. Vanuit onze geschiedenis, teruggaand naar de prehistorie maar ook nog tot ver in de 19e eeuw, was het zelf een puur overlevingsmechanisme. Je had je “tribe” en als je daar verstoten werd dan waren je overlevingskansen nihil. Vandaag de dag is dat niet meer nodig: we hebben immers een “global tribe” waar je je met iedereen kunt verbinden die voor hetzelfde gaat als jij.

Dus als je hoort “doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg” negeer dat vooral en “wees jezelf en als dat toevallig ‘gek’ is dan is dat prima!”.

Sterker nog, wij denken dat diversiteit in deze tijd van groot belang is. Een specialisatie, liefst in iets waar je goed in bent, levert vernieuwing en verandering. En de verbinding die je maakt met je specialisatie-tribe, haalt het meeste uit je talent. En met de verbinding aan andere specialisaties kun je alle problemen in de wereld aan.

Dus wees jezelf: er zijn al zo veel anderen!
(Loesje)

(Met bijzonder dank aan Jurgen Hoogeveen die mij dat inzicht zo’n 15 jaar geleden heeft gegeven)

Werken vanuit de bedoeling in plaats vanuit een doel

Wie in google zoekt op ‘doelen halen’ of ‘doelgericht werken’ vindt legio instrumenten om doelen te formuleren, ‘smart’ te maken en natuurlijk ook te halen. Werken met een doel is een concreet en cognitief proces, maar wij vragen ons af of het wel echt zo duurzaam is.

Wie zich onze “na stap 1 komt stap 1’ nog herinnert, zal het bekend voorkomen dat doelen voortdurend veranderen – omdat de werkelijkheid immers ook verandert – en dat je als organisatie vooral aan het uitleggen bent waarom je het vastgelegde doel niet haalt of gaat halen. En dat noemen we vergaderen. Dat is heel anders als je aangeeft dat je vanuit de bedoeling gaat werken. Een bedoeling is een wenkend perspectief, een duurzame richting in plaats van een 1-dimensionaal doel dat eindigt wanneer je het behaald hebt.

Een bedoeling is intrinsiek, vanuit het hart en met energie en passie. Een doel komt vanuit je hoofd met wilskracht en doorzettingsvermogen. Niets mis mee, maar waar krijg je meer energie van? Dit geldt in onze ogen vooral voor vakmensen, die als ze een doel moeten halen vaak te weinig ruimte voelen om hun eigen expertise in kwijt te kunnen. Met een bedoeling krijgen ze kaders en daarbinnen bewegingsvrijheid: een bedoeling voldoet immers aan een behoefte in plaats van aan een resultaat.

En wat de bedoeling van de Vrije Denkers is? Wij willen mensen bewust maken van hoe ‘doen’ en ‘ervaren’ meer informatie en richting geven dan papier en denkwerk. Doen, dus, als beste manier van denken. Dat is een wenkend perspectief dat niet als doel vast te stellen is en waarvan we niet weten wanneer we dat behaald hebben. Maar het is een bedoeling waar we ons vol passie aan kunnen verbinden en waar we graag naar toe werken.

Met dank aan het prachtige werk van Wouter Hart – Verdraaide Organisaties

Illustratiebasis: markensteijn.com

Dogmavrij opvoeden

Wat doe je als je dochter blauwe gympjes aan wil? Of als je zoontje in een roze prinsessenjurk naar school wil? Gun je ze de vrijheid om zelf te ontdekken of dat kan, of bescherm je ze vanuit de maatschappelijk vastgelegde opvatting dat roze voor meisjes is, en blauw voor jongens?

Een dogma is in onze ogen meer dan een religieuze leerstelling. Het is een overtuiging die je hebt en die je niet meer ter discussie stelt. Als je je als ouder door je dogma’s laat leiden, dan lijdt je kind daaronder. Wij geloven sterk in dogmavrij opvoeden. Een kind moet zelf zijn opvattingen kunnen kiezen uit een kleurrijk palet aan mogelijkheden. Daarom geven wij onze kinderen zo veel mogelijk gezichtspunten, ook tegenstrijdige, mee en leren we ze om open te staan voor andere ideeën. Opvoeden vanuit een dogma betekent dat je andere perspectieven uitsluit en dat werkt stigmatiserend.

Kinderen zijn van nature nieuwsgierig en zoeken zelf hun grenzen op. Mijn dochter Sofía bijvoorbeeld was altijd nieuwsgieriger naar wat zich buiten de box afspeelde dan daarbinnen. En als Vrije Denkers vinden wij ook dat je kinderen niet vroeg genoeg kunt leren om out of the box te denken. Dus weg met die box en zacht kleed op de grond. Maar daar bleef ze natuurlijk niet, ze kroop over de grenzen van het kleed en bepaalde haar eigen ‘grens’.

Vanuit comfort en veiligheid is opvoeden met dogma’s heel prettig. Wie zorgt dat zijn zoontje in een spijkerbroek in plaats van in een jurk naar school gaat, verkleint de kans op pesten. Maar het beperkt kinderen tevens in hun eigen nieuwsgierigheid en zorgt dat ze niet of minder snel meer open staan voor andere ideeën of dingen niet meer durven uitproberen. En daarmee beperk je ze ook in hun creativiteit, die – zoals we eerder schreven – vooral gebaat is bij een diversiteit aan perspectieven, meningen en ideeën.

Dus doorzie als ouder wat je eigen dogma’s zijn en laat je kinderen bewust in vrijheid ontdekken wat werkt en wat niet. Want zo ontwikkelen ze zich, en de maatschappij met hen.

Illustratie: Sofía Kruisman

Ideeënseks

Vraag je je weleens af waar ideeën vandaan komen? Poppen ze zo maar in jouw hoofd op? Zijn het echt JOUW ideeën? Of laat je je bewust en onbewust inspireren door anderen?

“Als ik verder heb gezien dan anderen, kwam dat omdat ik op de schouders van reuzen stond” zei Isaac Newton ooit. Hij bedoelde daarmee dat zijn theorieën voortkwamen uit ideeën van denkers vóór hem. En als je de kracht van die gedachte inziet, is het ook heel logisch. Je komt pas echt tot Vrij Denken als je je ideeën en gedachten kunt uitwisselen en vermengen met anderen. Of als je ideeën seks laat hebben zoals Matt Ridley dat noemt.

Ook hier is de evolutie met haar natuurlijke selectie weer een mooi voorbeeld. Soorten die willen voortbestaan zoeken naar mogelijkheden om hun genen door te geven. Dit is hetzelfde principe als ideeënseks: pas als een idee seks kan hebben met andere ideeën, kunnen ze voortbestaan en zich ontwikkelen.

Denk bijvoorbeeld aan de stenen handbijl die een miljoen jaar heeft bestaan (30.000 generaties) voordat er een alternatief kwam, en vergelijk dit met een computermuis, die binnen één generatie ontstaan is – door verschillende ideeën met elkaar te combineren. Vorm (plastic), inhoud (elektronica) en voeding (elektriciteit) bestaan allemaal weer uit honderden aparte ideeën die daaraan vooraf gingen.

Juist doordat we in deze tijd veel sneller informatie kunnen uitwisselen, kunnen we ook ideeën sneller stapelen en slimmer met elkaar vermengen. En zo kunnen ideeën niet alleen voortbestaan, maar zich ook ontwikkelen en steeds beter worden. Denk bijvoorbeeld aan het veelgebruikte Creative Commons: een manier om vrij ideeën van anderen te gebruiken om je eigen ideeën vorm te geven. Hoe anders dan het principe van een patent, waarbij je je idee angstvallig vasthoudt, en ziet dat het soms pas een succes wordt als het patent verlopen is en het idee de vrijheid heeft zich te verspreiden en te vermengen.

Dus bouw vooral voort op andermans ideeën, laat je ideeën seks hebben met elkaar, baar iets nieuws en durf een SOA op te lopen! Waarbij SOA uiteraard staat voor Seksueel Overdraagbare Aanvulling.

Illustratie-basis: Cosmopolitan.com

Na stap 1 komt stap 1’*’

na stap 1 komt stap 1

In ongeveer elke organisatie en op elke afdeling worden plannen gemaakt. Lijvige documenten vol met stroomschema’s, dikke pakken papier: elk stap en liefst ook elk detail vastgelegd. Dat deden we dertig jaar geleden al en dat werkte toen goed. Maar tijden zijn veranderd: plannen maken werkt niet meer.

Dat merkten we toen we zagen dat organisaties steeds minder vaak hun einddoelen haalden, ondanks de stappenplannen die bedacht waren. Volgens ons heeft dat te maken met de toenemende snelheid van verandering. Veranderingen die sneller gaan dan ons verandervermogen toestaat. Als je een plan gemaakt hebt en je hebt stap 1 achter de rug, is de wereld alweer anders. Vanuit ‘voortschrijdend inzicht’ wordt dan vaak het eerdere plan aangepast, maar wij hebben ontdekt dat je veel beter kortcyclischer kunt kijken naar de stappen die je moet nemen. Na stap 1 komt stap 1.

Het beste voorbeeld halen wij altijd uit de natuur: de evolutie is een volstrekt natuurlijke aaneenschakeling van stappen zetten en aanpassen. Lukt iets niet, vindt de natuur iets anders op basis van de situatie in dat moment. De mens is de enige diersoort voor zover wij weten dat het vermogen heeft ontwikkeld om vooruit te zien en dat vermogen kunnen we in deze snelle tijd prima gebruiken om te dromen, scenario’s te bedenken en eventuele aanpassingen te voorzien. Maar de snelheid van ontwikkeling en de snelheid van informatie-uitwisseling maakt dat je eigenlijk altijd achter de feiten aanhobbelt. Anders gezegd, in theorie zijn theorie en praktijk gelijk aan elkaar, maar in de praktijk is dat niet zo.

Dus in plaats van in een plan het resultaat te ‘voorspellen’, kun je in onze ogen veel beter gewoon doen. Na stap 1 komt stap 1: je doet iets, evalueert en zet weer stap 1. Zo kom je al evoluerend tot een resultaat, dat je misschien niet van tevoren bedacht had, maar wel precies is wat er gedaan moet worden. Want door zo kortcyclisch te werken integreer je ‘fouten’ oftewel ervaring in je workflow en leer je de juiste route ter plekke. Door te doen.

We kunnen het niet vaak genoeg zeggen: doen is en blijft de beste manier van denken.

‘*’ Na stap 1 komt stap 1 is een oorspronkelijke gedachte van Alieke van der Wijk en Henk van der Steen van onze zakenpartner Troje.

Ga je mee verdwalen? Ik weet de weg[*]

Toen de eerste navigatietechnologie op de markt kwam, was mijn vriendin niet blij. Toen ik zei dat het juist heel handig is als je weet hoe je rijden moet, reageerde zij: “Maar ik wil dat helemaal niet weten. Ik wil juist verdwalen.”

Voor ons is dit de kern van creativiteit. Je kunt in onze ogen pas echt creatief zijn als je het proces in vrijheid ingaat en het beoogde resultaat loslaat. Als je jezelf toestaat om te verdwalen. Een mooie analogie is het ontstaan van neurale paden in je hersens. De eerste keer dat je iets doet is het nog een zandweggetje, maar naarmate je dezelfde activiteit op dezelfde manier doet, wordt het snel een klinkerweg, een asfaltweg en uiteindelijk een snelweg. En hoe breder de snelweg, hoe moeilijker om hiervan af te komen.

Creativiteit gaat volgens ons dus niet zozeer om het aanleren van iets nieuws en daar een snelweg van maken. Het gaat meer om het blijvend zoeken naar zandweggetjes, het niet vast blijven zitten in de comfortzone, maar jezelf steeds weer op een nieuw spoor durven zetten. En hoe doe je dat dan? Heel eenvoudig: méér vragen stellen en vaker lachen.

Kinderen stellen voortdurend vragen, vanuit oprechte nieuwsgierigheid. Zo leren ze steeds nieuwe dingen en nieuwe invalshoeken. Ze lachen ook veel meer dan volwassenen. Een lach is vaak het resultaat van een onverwachte wending; de clou in een grappig verhaal. Iets dat afwijkt van wat je dacht en waardoor je op een onbekend spoor belandt. Een onverwachte sprong van je ingesleten snelweg af. Daarom is creativiteit ook vaak groter in multidisciplinaire groepen – andere mensen hebben andere snelwegen, die jou kunnen helpen in het vinden van nieuwe zandweggetjes.

Het gaat bij creativiteit ook niet zozeer om het ‘aanleren’ van nieuwe vaardigheden of het opdoen van nieuwe kennis. Het gaat juist om het ‘afleren’ van het vaak onbewust opbouwen van snelwegen. Je bent op je creatiefst als je een plek in je kop vindt waar je niét gaat voor het meest voor de hand liggende. Waar je blijft struinen over zandweggetjes. Waar je durft te verdwalen zonder navigatie met een duidelijke bestemming en een verwachte aankomsttijd. Creativiteit vindt zijn oorsprong in de vrije ruimte in je hoofd.

—-

*Ga je mee verdwalen? Ik weet de weg is een quote van Loesje

Je kunt beter anti-fragiel zijn dan slim

Wie een abonnement heeft op de fruitbox van HelloFresh (of een soortgelijk product), zal zich herkennen in de genotvolle vreugde van het openmaken van de doos. Daar liggen ze, alle stukken fruit netjes in aparte compartimenten, zorgvuldig door bubbeltjespapier ondersteund. Zodat er niets kan gebeuren met het kwetsbare fruit en alle narigheid zorgvuldig buiten gehouden wordt.

Veel organisaties lijken wel een beetje op een HelloFresh-box. Ook een opdeling in hokjes, met zichtbare of onzichtbare afscheiding en vooral heel erg beschermend tegen druk van buiten. Medewerkers vinden dat vaak wel fijn. Zo blijven ze met hulp van de organisatie lekker in hun comfortzone. Maar is dat wel wat je wilt als bedrijf? Moet je niet juist je medewerkers leren om met de dynamiek van verandering om te kunnen gaan? Om vaardigheden te ontwikkelen waardoor je opgewassen bent tegen de snelle ontwikkelingen in de buitenwereld?

Het is een hele natuurlijke reflex om in je comfortzone te blijven. Daar zitten de routines en de regels, daar weet je je functieomschrijving en daar word je beschermd. Maar deze reflex om jezelf of je medewerkers te beschermen voorkomt ook ontwikkeling. Ook hier is de natuur weer een mooi voorbeeld; een bot dat gebroken is, groeit sterker terug. Blootstelling aan bacteriën versterkt je immuunsysteem. Een beetje op je bek gaan maakt dat je groeit.

Pijn heeft een functie. Wij noemen het ‘met zorg mishandelen’. Wie uitgedaagd wordt, reageert creatiever, slimmer en sneller. We zijn kwetsbaar en juist door daar mee om te leren gaan worden we sterker. Nassim Nicholas Taleb heeft het over ‘anti-fragiel’ – alles wat beter wordt van een verstoring. Dit is een waardevol inzicht, want wie blijft steken in routines, procedures en compromissen, zal zijn baan verloren zien gaan. Alles wat routinematig kan, wordt geautomatiseerd of gerobotiseerd. De kracht van mensen is juist hun creativiteit en mogelijkheid om verder te denken. En daar is in toenemende mate behoefte aan.

Dus kom uit de doos en verleg je focus van binnen naar buiten: wat gebeurt daar allemaal en hoe spelen wij daaropin? Doe jezelf af en toe een beetje pijn om beter met veranderingen om te gaan. ‘Mishandel’ jezelf met zorg en wordt anti-fragiel. Daar word jij beter van en met jou de maatschappij.

 

Managen is geen vak

Wie aan het begin van z’n carrière staat, kan nog best wel behoefte hebben aan iemand die meekijkt, begeleidt en waar nodig verantwoordelijkheid neemt. In elk leer- en ontwikkelproces zijn fouten onvermijdelijk (noodzakelijk zelfs, zie onze eerdere blog), en ook het nemen van verantwoordelijkheid is iets dat je moet leren.

Maar naarmate je vakmanschap vordert en je steeds meer ervaring krijgt, gaat het hebben van een manager bijten. Wat is nou nog de toegevoegde waarde, als hij of zij zelfs bij je functioneringsgesprek vraagt: “En wat vind je zelf van je functioneren?” Wij merkten dat zelf heel sterk toen we nog in loondienst waren: de discrepantie tussen aansturing van een manager en onze eigen professionaliteit werd net te groot. Dus hebben wij onze manager voorgesteld dat we het zonder hem zouden doen. En dat “mocht”.

Het principe van een manager komt uit het Tayloriaanse tijdperk en is gebaseerd op een scherpe scheiding tussen denken en doen. De manager was de denker, de arbeider was de doener. Maar dat onderscheid geldt allang niet meer. Doen is de beste manier van denken. In deze tijd neemt de snelheid van ontwikkelingen zo snel toe en moet je zo snel reageren daarop, dat je als organisatie het je niet meer kunt veroorloven om nog een parafencircuit te hebben. Een professional die vanuit zijn specialisme ziet dat er iets anders kan, moet voor elk idee toestemming vragen aan een manager. Dat kost nu gewoon te veel tijd – tijd die je vroeger misschien nog wel had.

Natuurlijk kan een manager ook voordelen hebben. Hij doet de dingen waar een professional vaak geen zin in heeft – lastige gesprekken, strategisch plannen en verantwoording afleggen. Maar in onze ogen kun je dit ook heel goed als team oppakken. Dat vraagt wel om teamontwikkeling. Een proces waarin je van een eilandjescultuur naar vertrouwen, samenwerken en verantwoordelijkheid gaat. En waarin je elkaar aanspreekt op je sterke punten, waardoor je de verschillende taken van een manager kunt verdelen over de teamleden. Want managen is een rol. Geen vak.

Credits illustratie Anna Parini – El País – Change your mind

Fast Failure Forward

Wie geluk heeft, werkt in een organisatie waarin je wordt aangemoedigd om nieuwe dingen te proberen. Als ze lukken, mag je je successen vieren; als ze niet lukken wordt het gedoogd met de woorden “fouten maken mag”.

Wij zijn het daar niet mee eens. Het is onze volle overtuiging dat fouten maken moét. En het beste bewijs daarvoor is de mens zelf. Wij zijn ontstaan uit een opeenvolgende serie van onverwachte resultaten. Evolutie is immers niets anders dan systematisch fouten maken. Alles in de natuur ontwikkelt zich zonder plannen en strategie, maar gewoon door te proberen, en alles wat werkt dat blijft. Fouten maken is daarbij onvermijdelijk en een wezenlijk onderdeel van het proces.

Het maken van plannen is een unieke toevoeging door de mens en heeft zeker waarde. Je bedenkt hoe iets kan lopen en regelt daar je strategie omheen. Vaak echter sluit het alle andere opties uit, en durf je niet iets anders te proberen dat ook zou kunnen werken. Er is tenslotte al een plan gemaakt. En met plannen kun je fouten voorkomen of minimaliseren, toch?

Wij denken dat het uitproberen van nieuwe dingen, zonder idee van succes vooraf, getuigt van durf en lef. Eigenlijk zou je het maken van fouten moeten vieren. Je hebt moed getoond, en er zit heel veel waarde in het doén zonder dat je precies weet wat je aan het doen bent. Professor Clay Shirky, van de New York University, heeft in een deel van zijn innovatielab verboden om de vraag te stellen waar iets toe dient. Hij is ervan overtuigt dat het antwoord zich aandient terwijl je het doet, en dat dat niet per def
initie het antwoord is dat tevoren bedacht is.
Fast Failure Forward. Op basis van doen, ontdekken en emergentie (het ontbreken van een logische relatie tussen oorzaak en gevolg) ontstaan de mooiste toevalstreffers. De ontdekking van penicilline was toeval, maar door oplettendheid en aanwezigheid van een heldere geest wel een briljante waarneming in het ‘nu’. Een gelukkige ‘fout’ in een totaal ander proces waar we dagelijkse nog steeds een feestje voor mogen vieren.

Geen veroordelingsgesprek meer

Voor veel werknemers zijn de jaarlijkse terugkerende functioneringsgesprekken een nerveus moment. In theorie word je beoordeeld op je functioneren van het afgelopen jaar, maar de ervaring leert dat vooral de laatste weken je resultaten en je gedrag een grote stempel drukken op het functioneringsgesprek. Er wordt gesproken over een beoordelingsgesprek, maar is het dan niet veel meer een veroordelingsgesprek?

Het is in onze ogen best wonderlijk; dat je maar één keer per jaar je functioneren bespreekt en er de rest van het jaar geen aandacht aan besteedt. Zou je niet continu moeten worden beoordeeld door het werk wat je doet, in plaats van één keer per jaar door een manager?

Wij, de Vrije Denkers, hebben een oplossing gevonden die voor ons goed werkt; waardebepaling achteraf. We hebben het daar wel vaker over, waardebepaling achteraf in plaats van uren schrijven, of in plaats van offertes maken. En het kan dus ook in plaats van functioneringsgesprekken! Want door onze manier van waardebepaling achteraf, hebben we tegelijkertijd een voortdurende evaluatie-cyclus ingebouwd. Zodat je wérk je beoordeeld, en niet je manager je veroordeeld.