De verkoper deed zijn uiterste best mij die ene elektrische tandenborstel te verkopen. Ik was al van plan precies deze te kopen, dus alle inhoudelijke argumenten die werden aangedragen deden eigenlijk niet meer ter zake.
Toch bleef hij zijn uiterste beste doen.
De tandenborstel had een automatische verbinding met een app zodat ik vriendelijk in beeld kreeg wat de volgende poetshandeling moest zijn. Ook zaten er maar liefst drie druksensoren in die in drie verschillende kleuren aangaven als ik te hard zou poetsen. En naast tanden kon het apparaat ook tandvlees en tong reinigen. En er volgde aansluitend nog zeker 10 minuten gepassioneerde overtuiging.
Ik was al overtuigd van het kopen van deze specifieke tandenborstel en nu kwamen er ook nog eens allerlei argumenten bij die de keuze van mijn, zo goed als zekere, aanschaf alleen maar bevestigden.
En nu kwam het. Hij wilde mij een korting geven van maar liefst 50 Euro.
Die korting heb ik vanzelfsprekend vriendelijk geweigerd. En toegelicht.
Het geven van (ongevraagde) korting op iets van waarde doet namelijk (1) geen recht aan de waarde van het product (2) doet geen recht aan de verkooppassie en het doorzettingsvermogen van de verkoper en (3) doet al helemaal geen recht aan mijn, zo goed als, onvoorwaardelijk koopbereidheid.
Ik wilde die korting niet. Ik was bereid de prijs te betalen die op het kaartje stond.
De beste man keek me aan alsof ik niet goed bij mijn hoofd was. Dat was ik wel.
In een creatief proces, waarin een video gemaakt moest worden, werd ons op ongeveer een derde van dat proces gevraagd of wij een tussenproduct wilden laten zien. Hoewel wij ons de vraag goed konden voorstellen hebben wij dat vriendelijk geweigerd en in plaats daarvan gevraagd om vertrouwen waardoor wij de klant nog twee derde van de tijd in onzekerheid moesten laten. Wij kregen dat vertrouwen en het eindproduct bleek een schot in de roos.
Wat wij voor dat vertrouwen terugkregen was een ‘privacy zone’. Een plek waarin wilde ideeën kunnen ontstaan en een minuut later gerust weer mogen sterven. Een plek ook waarin er geen verwachtingen behoeven te worden gemanaged. Een plek waarin géén toelichting hoeft te worden gegeven of verantwoording hoeft te worden afgelegd. Een plek waarbinnen de gum en de delete knop vrijelijk hun werk mogen doen.
Als een creatief proces op de voet wordt gevolgd ligt zelfcensuur op de loer (het moet sneller, beter, mooier, logischer zijn dan dat het nu is). Meekijken en meebeslissen kan een idee, dat in potentie geweldig is, al in de kiem smoren. Soms door onbegrip, een andere keer door tijdsdruk en weer een andere keer door te veel sturende invloed. Een voor de leek onlogische route kan al snel op onbegrip rekenen terwijl het voor het creatieve proces een noodzakelijkheid is. Bovendien verloopt het creatieve proces nooit lineair. In een drie maanden traject kan er 2,8 maand tijd aan gedachten, stilten, deleten, frustratie en gevecht zijn verbrand en slechts 0,2 maand aan het werkelijke maken van de video zelf. Soms is die verhouding precies omgekeerd. Iets opleveren op een derde van het traject is in zo’n situatie niet alleen onmogelijk, het zou de opdrachtgever vrijwel zeker op een dwaalspoor zetten. Het komt dus echt aan op vertrouwen en vakmanschap.
De roep naar meer transparantie is begrijpelijk en in sommige situaties zelfs noodzakelijk. Hoe meer inzicht hoe meer begrip. Dat geldt ook zeker waar het bijvoorbeeld veiligheid betreft. Of openbaar bestuur. Maar er zijn dus even zoveel argumenten voor minder transparantie in situaties waarin absolute vrijheid van denken en doen voorwaardelijk zijn aan een goed resultaat.
Meer inspiratie: Dark side of transparency van McKinsey