Ik geef mijn leven als ik een miljoen anderen kan helpen.

Ik geef mijn leven als ik een miljoen anderen kan helpen.

De komst van een nieuw vaccin voor het Covid-19 virus is onderwerp van gesprek. Ik aarzelde zelf flink over dat vaccin, zoals velen met mij. Was zelfs wel enigszins content met de gedachte dat ik niet tot de eerste groep ‘te vaccineren’ zou behoren. En ook de gedachte dat Engeland met hun vaccinatieprimeur na de russen alvast aan de slag gaan klinkt mij als muziek in de oren. Be my guest. Waarom zou je immers in vredesnaam een vaccin, dat tot vorige maand nog in de labs werd onderzocht, nu al in je lijf spuiten? We hebben bovendien nog geen flauwe notie wat de lange termijnconsequenties zijn. Nee hoor, dank je wel. Nog niet voor mij. Dacht ik …

Precies deze overtuiging verving ik vanochtend definitief voor een ander perspectief. Ik las veel meer over de geschiedenis van vaccineren, wat het ons als mensheid heeft gebracht en wat zoal de risico’s zijn. Wat hebben we geleerd? Wat heeft het ons gebracht?

Zo was bijvoorbeeld vorige eeuw het pokkenvirus één van de meest dodelijke virussen die de wereld kende. Toen er uiteindelijk een pokken-vaccin kwam, veranderde dit de gemiddelde levensverwachting in één klap. En tot op de dag van vandaag wordt, juist door een uitgekiend vaccinatieprogramma, bijna iedere baby behoed voor veel andere ellendige virussen. Het pokken-vaccin bleek in z’n oorsprong echter niet helemaal ongevaarlijk: er stierven ongeveer 70 mensen op elke miljoen mensen aan de bijwerkingen van het vaccin. En nieuwe vaccins hebben uitgerekend tussen de 4 en 6 sterfgevallen per 1 miljoen mensen door de bijwerkingen. Een flinke verbetering, maar hoe klein ook, er blijft dus altijd een risico kleven aan vaccins. En dan gaat het erom of je de focus legt op het risico of de verbetering. En of je bereid bent de verhoudingen mee te laten wegen in je overtuiging voor of tegen.

Precies namelijk deze verhoudingsgetallen van het beperkte aantal doden op het grote aantal overlevenden in combinatie met de verontrustende berichten over de groeiende economische malaise, de vele faillissementen en ontslagen, en de voortdurende strijd van ondernemers die hun omzet en levensgeluk zien verdampen, maken dat ik mijzelf de ‘vrijheid’ heb gegeven om tot die 4 tot 6 sterfgevallen te behoren als het lot zo is bepaald en daarmee met meer vertrouwen de Covid-19 vaccinatie tegemoet zie. Hou me te goede, ik leef liever dan dat ik ga, maar als ik met het geven van mijn leven tegen de miljoen andere mensen kan helpen de draad en het leven weer op te pakken dan ben ik bereid dat offer te brengen.

Ik heb daarnaast ook nog eens het vertrouwen in de eisen die de EMA stelt aan de vaccins waardoor dat risico naar mijn inschatting bijzonder klein is. En laten het nou eens geen 4 tot 6 doden, maar 40 tot 60 of misschien nog meer zijn op een miljoen, dan nog blijft de verhouding de moeite waard van het overdenken.

Als het vaccin er is en we (echt dus samen!) zo het virus onder controle krijgen, dan stel ik dus graag de wij-waarde boven de ik-waarde. Het voelt dan ook minder als een offer maar meer als een investering in het collectief. En als ik dan onverhoopt toch kom te overlijden door de bijwerkingen dan hoop ik dat die investering gezien blijft in verhouding tot de overlevenden zodat we deze discussie niet bij elke vaccin opnieuw hoeven voeren.

‘Hoe heeft dit in vredesnaam kunnen gebeuren?’

‘Hoe heeft dit in vredesnaam kunnen gebeuren?’

Waar ik me al een tijdje over verwonder is de toeslagenaffaire bij de Belastingdienst. Voor wie dit gemist heeft: naar schatting tussen de 20.000 en 26.000 ouders met recht op kinderopvangtoeslag raakten gedupeerd – tot schuldsanering aan toe – omdat er bij de Belastingdienst én bij de politiek iets goed fout gegaan is. En iedereen verzucht: ‘Hóe heeft dit kunnen gebeuren?’

Wat mij verbaast is precies die verbazing. Het is namelijk onvermijdelijk dat dit – of iets vergelijkbaars – gebeurt als drie dingen tegelijkertijd aan de hand zijn, namelijk (1) een systeem uitermate complex is (2) de menselijke maat ver te zoeken is en (3) er geen sprake is van ‘skin-in-the-game’ van de verantwoordelijken.

Computer says no

Het complexe toeslagensysteem is ontworpen vanuit een geautomatiseerde logica. Er komt nauwelijks nog een menselijk oordeel aan te pas. En dat gaat in het merendeel van de gevallen goed. Zo’n systeem is immers goed geoptimaliseerd voor de ‘mainstream’ van de cases en ‘uitzonderingen en/of afwijkingen’ vallen dan snel, soms te snel zo blijkt, uit het systeem. En hoewel het systeem recent juist (her)ontworpen was om sneller uit te keren en fraude tegen te gaan kan het dus flink misgaan als vakkundigheid en menselijke inlevendheid nauwelijks nog onderdeel uitmaken van het totale proces.

Terug naar de menselijke maat

Dat brengt me bij het tweede punt. In een onstilbare honger naar efficiency en kosteneffectiviteit komt de menselijke maat steeds vaker in de verdrukking. Verantwoordelijke bewindslieden hebben steeds minder gevoel bij en zicht op het effect dat hun beleid heeft op de burgers. Een roep van de burger voor aandacht van fouten in het systeem wordt al snel als ‘een individueel geval’ aangemerkt en daar ‘kan helaas niet op worden ingaan. Zelfs niet op meerdere individuele gevallen’ zo gaf een van de bewindslieden aan. Burgers krijgen zo nauwelijks kans om de onregelmatigheden aan de orde te brengen, laat staan te herstellen.

Méér skin-in-the-game

Als dan een derde ontwerpfout, namelijk het gebrek aan ‘skin-in-the-game’ van beleidsmakers en -uitvoerders, wordt toegevoegd aan het gebrek aan de menselijke maat en de complexiteit van het systeem dan is letterlijk ‘het leed niet meer te overzien’, zo blijkt eveneens.

In de bestuurskamers richt men zich voornamelijk op beleid en regels. Verantwoordelijke bewindslieden hebben vaak een gebrekkig besef wat er zich aan drama in de leefwereld ontvouwt juist door dat ontbrekende zicht op en het echte gevoel van die leefwereld. Het ‘denken’ is zover van het ‘doen’ afgeraakt dat zij de pijn die zij via hun beleid veroorzaken bij onschuldige burgers op geen enkele manier zelf meer voelen.

Het zou beter zijn als verantwoordelijken direct zelf gevolg ondervinden van eventuele misstappen. Fouten maken is immers onvermijdelijk. Oftewel dat zij hun eigen huid aan het spel en de spelregels verbinden. En uiteraard niet met als doel om te straffen, maar om simpelweg te doen wat nodig is op het juiste moment. Dan hoeft de verbijstering en verontwaardiging niet jaren later in het zicht van een enquête-commissie plaats te vinden, maar was bij het ‘zwakke signaal’ uit de samenleving op het juiste moment de juiste maatregel genomen.