Onlangs lazen we over een interessant psychologisch experiment van de Universiteit van Liverpool met een groep mensen aan wie gevraagd werd hoe hoog ze zichzelf zouden inschatten met betrekking tot hun kennis van de werking van fietsen. Op een schaal van 1 tot 7, waarbij 1 ‘niets’ was en 7 ‘alles’, schatten de meeste mensen hun kennis van fietsen redelijk hoog in. Vervolgens kregen ze de vraag om een technische schets van een fiets verder in te tekenen en de verschillende onderdelen te verbinden. Deze tekeningen werden door de kunstenaar Gianluca Gimini in een 3D tekening omgezet en toen bleek al snel dat de meeste fietsen onmogelijk de weg op zouden kunnen.
Opvallend is dat vooral de mensen die dachten dat ze wel wisten hoe een fiets werkt – die zichzelf een hoog cijfer hadden gegeven – er behoorlijk naast zaten met hun tekeningen. Een ketting die twee wielen verbond, of juist nergens aan vast zat. Een stuur dat aan het frame zat en dus niet kon draaien. Vaak denken we precies te weten hoe iets in elkaar steekt – en zitten we er mijlenver naast.
Wij noemen dit de illusie van kennis. Hoe meer je denkt te weten, hoe minder je ervan uit moet gaan dat je het weet. Al eerder schreven we over ‘na middernacht’ en dat is ook wat we hier bedoelen. De veranderingen gaan zo snel, veel sneller dan we bij kunnen houden, dat elke wetenschap, elk feit achterhaald kan zijn op het moment dat jij denkt er alles van te weten. Daarom zeggen we ook:
“Het ergste is niet dat je iets niet weet maar dat je denkt het zeker te weten!”
Laatst hadden we een vervolgsessie van een groot landelijk opererend bedrijf waar we in december vorig jaar een eerste sessie hadden gegeven. Wat we merkten met het ophalen van ervaringen uit de eerste sessie is dat veel mensen aangaven moeite te hebben met het bepalen van ‘de eerste stap’. Maar de ‘eerste stap’ (bepalen) is wat anders als ‘stap 1 ’ (zetten) en dat vraagt misschien wat uitleg.
‘De eerste stap’ suggereert namelijk een tweede stap. Het suggereert een plan, een stap met voorbedachten rade. Een route. Een reeks. Een scenario. Wij hebben al eerder geschreven over wat we van plannen vinden en dat geldt al helemaal voor stap 1. Stap 1 is namelijk een stap in de richting van de bedoeling en dan maakt het niet uit wat je doet, als je maar in beweging komt. Mét uiteraard gevoel voor richting maar met ontbreken van inzicht in een volgende stap. Je gaat een relatie aan met het onbekende, het nieuwe, dat wat je tegenkomt. Pas daarin ontstaan de grondstoffen voor een nieuwe stap. Je gaat expliciet géén relatie aan met een in een plan voorbedachte stap 2. Oftewel je resoneert op de rauwe werkelijkheid en niet op een theoretische verhandeling.
En het woordje ‘bepalen’ (van een eerste stap) is ook een indicatie dat het klaarblijkelijk weer niet om het ‘doen’ lijkt te gaan, maar om het veilig theoretisch benaderen van een eerste stap. Stap 1 ‘zetten’ is gedrag en actie, ‘een eerste stap bepalen’ is een intentie formuleren en bedenken wat er zou kunnen gebeuren. En daar gaat het mis. Het gaat hier dus om het gedrag en de effecten ervan en niet om de intentie en het voorspellende effect ervan.
En dat is heel moeilijk. Denk ook aan wat Newton zegt:
Een object in rust wil in rust blijven. Een object in beweging wil in beweging blijven.
Dat betekent dat als je geen externe kracht uitoefent op een object, het in zijn huidige toestand blijft. Die externe kracht, dat is stap 1. En omdat in beweging komen zo lastig lijkt, moet stap 1 dus het kleinst mogelijke stapje zijn. Zodat je in beweging komt – en in beweging blijft! Na stap1 komt immers…. stap 1. Het effect van de nieuwe stap 1 openbaart zich in de vorige stap 1. Dat kan stap 2 niet zijn.
Ik (Patrick) kreeg laatst een boek cadeau: Bedtijdverhalen voor rebelse meisjes. Een prachtige verzameling van korte verhalen over heldinnen door de eeuwen heen – beroemd (Michelle Obama, Serena Williams, Amelia Earheart) en minder bekend. Ik heb het aan mijn dochter van 9 gegeven en sindsdien leest ze iedere avond in het boek. Haar lievelingsverhaal is van een Mexicaans meisje dat graag arts wilde worden, in een tijd en in een land waar meisjes niet mochten studeren. Zij schreef een brief aan de president dat zij vond dat meisjes ook zouden mogen studeren en de president was het met haar eens. Na haar studie bleek ze geen examen te mogen doen en opnieuw schreef zij de president. Ook nu was hij het met haar eens en hij was zelfs op haar afstuderen. Zij was Matilde Montoya, de eerste vrouwelijke arts in Mexico.
Dit verhaal, en alle andere verhalen in het boek, inspireren meisjes als mijn dochter om de heldin te worden in hun eigen verhaal. Het is, ook voor ons, een inspiratiebron voor dogmavrij opvoeden. Het boek Bedtijdverhalen voor rebelse meisjesis ook op die manier ontstaan. Twee moeders verwonderden zich over het gebrek aan boeken voor hun dochters waarin meisjes de hoofdpersoon zijn (zoals Pippi Langkous). Als experiment gingen zij een bibliotheek binnen en zochten aan de hand van enkele vragen naar boeken met meisjes in een hoofdrol. Dat bleken er zo weinig, dat ze hun eigen boek schreven – en met succes. Inmiddels is er een deel 2, die mijn dochter met stip op haar verlanglijst heeft staan.
We vertellen onze kinderen dat ze alles kunnen worden wat ze willen. Maar is dat wel zo, als we ze blijven voeden met vooroordelen? Onze kinderen zijn helemaal goed zoals ze zijn. Ze ZIJN immers al iemand.
“Wat wil je later worden?” vroeg de juf.‘ t Was in de derde klas. Ik keek haar aan en wist het niet. ‘k Dacht dat ik al iets was (Toon Hermans)