De kantoren beginnen weer langzaam vol te lopen met mensen die terugkomen na hun vakantie. Die eerste ochtend zie je ze nog relaxed vertellen over een tapastentje met gewéldige wijn, over een prachtig bijna onontdekt strand, over een fantastische tocht door onontgonnen landschap… Eind van de ochtend is dat enthousiasme al iets getemperd door een overvolle inbox en eind van de dag ligt hun bureau weer vol stapels met werk dat is blijven liggen terwijl zij tapas aten.
Het vakantiegevoel meenemen naar je werk lijkt onmogelijk. Binnen een dag zit je weer in structuren met vergaderingen, planningen, urenschrijven en niet te vergeten een ontplofte mailbox. Hoe kan het nou dat je je vol overtuiging voorneemt om je nú niet meer gek te laten maken en het allemaal anders te gaan doen… en dan toch in no time meegesleurd wordt in de waan van de dag? En waarom?
Het is in onze ogen een druk die je jezelf oplegt. Hoeveel van wat je moet doen, moet je ook echt doen? Vergaderen om het vergaderen, urenschrijven als verantwoording van de uren die je toch al gekregen had, je inbox leeg aan het einde van de werkdag… Voor ons Vrije Denkers is het anders: voor ons voelt het alsof we elke dag vakantie hebben… én elke dag werken. We komen dus ook niet terug van vakantie met een overvolle inbox, maar hebben tijdens onze vakantie al op passende momenten wat werk gedaan: mails, telefoontjes, een voorstel. Dus niet omdat het moet, maar omdat het op dat moment past.
Voor ons voelt dat inmiddels heel natuurlijk, maar vaak willen mensen op vakantie juist afstand van hun werk. Er even helemaal niets mee te maken hebben. Misschien begrijpelijk, maar het roept bij ons ook de vraag op:
Als je op vakantie echt niets van je werk wil weten, doe je dan wel werk dat bij je past?